ringen is de opvoeding van de spaarders.
Ondanks het feit, dat men kan constateren
dat in de meeste landen de landbouwkre
dietinstellingen zich bewust zijn van het
belang van een goede informatie en propa
ganda in alle sectoren van het economisch
leven en men zich daarvan ook in de poli
tiek rekenschap geeft, schijnt het dat de
grote mogelijkheden welke de informatie,
voorlichtingen en propaganda bieden, niet
volledig zijn benut.
Deze politiek moet zijn gebaseerd op de
opvoeding en de objectieve informatie van
de spaarder, die te plattelande nog teveel
geneigd is tot oppotting van het geld. Het
is daarom dat de voorlichting van de
spaarder op de meest uitgebreide wijze
moet worden gerealiseerd met alle be
schikbare middelen".
Tot zover de aanhalingen uit het rapport
van Dr. Florquin.
De vergadering zal kunnen begrijpen, dat
ik ook daarom met grote instemming deze
uitspraken heb aangehaald, omdat daaruit
blijkt, dat wij met de ontwikkeling, die wij
aan de passieve financiering van het land
bouwkredietwezen in de laatste jaren heb
ben gegeven, ons op de goede weg bevin
den en in het gezelschap zijn van meer dan
een landbouwkredietinstelling in het bui
tenland. Maar tevens blijkt uit deze uit
spraken ook, dat er juist op het terrein van
de activering van de besparingen ten plat
telande in de richting van de boerenleen
banken nog veel te doen is.
Ook om andere redenen is deze activering
dringend noodzakelijk. In het zojuist ver
schenen jaarverslag van De Nederlandsche
Bank wordt de aandacht gevraagd voor de
sterke toeneming van het beroep op bank
krediet voor de z.g. private sector. Het ver
grote beroep op bankkrediet van de zijde
van de private sector in tegenstelling tot
de overheid, die in 1959 een aanzienlijke
schuldaflossing bewerkstelligde, was, al
dus de Directie van De Nederlandsche
Bank, zowel gericht op de handelsbanken
als op de landbouwkredietinstellingen. De
kredietverlening van de handelsbanken aan
de private sector vertoonde in 1959, even
als deze van de landbouwkredietinstellin
gen, een stijging van 18%. Deze krediet
expansie speelde zich geheel af in het
tweede halfjaar van 1959.
Men zou het voor het landbouwkrediet
wezen vererend kunnen vinden, dat het al
dus door de Directie van De Nederland
sche Bank op een lijn wordt gesteld met de
grote broer van het handelsbankwezen.
Niettemin stellen wij een zekere afstands
bepaling op prijs. Immers uit monetair
oogpunt verliep deze kredietfinanciering
bij de handelsbanken in 1959 geheel anders
dan bij de landbouwkredietinstellingen. Bij
de handelsbanken ging de uitbreiding van
de kredietverlening in 1959 voor een be
drag van 1 miljard gepaard met een ver
mindering van kortlopende vorderingen
op het Rijk en dergelijke tezamen met een
uitbreiding van de als giraal geld te be
schouwen middelen van de handelsbanken.
Bij de landbouwkredietinstellingen ging de
uitbreiding van de kredietverlening niet
gepaard met een vermindering van z.g. li
quiditeiten maar met een toeneming daar
van tot een bedrag van 100 miljoen.
De kredietuitbreiding van het boerenleen
bankwezen geschiedde derhalve geheel op
179