kringen dan die van land- en tuinbouw. Het vraagstuk, dat hiermede wordt aange sneden, geldt niet alleen voor ons land maar evenzeer of zelfs in sterkere mate voor andere landen. Met instemming zou ik dan ook willen citeren uit het uitstekend rapport, dat door onze collega Florquin van de Centrale Kas voor Landbouwkre diet te Leuven werd uitgebracht voor de zevende algemene vergadering van de In ternationale Vereniging voor Landbouw krediet, die twee weken geleden te Paler- mo werd gehouden. Deze aanhaling luidt als volgt: „Om een grotere hoeveelheid besparingen aan te trekken, welke besparingen onmis baar zijn gezien de ontwikkeling van de investeringen in de landbouw, staan de landbouwkredietinstellingen voor de nood zaak daartoe een constante en systemati sche politiek te volgen. Om deze reden moet hun aktiviteit vooral gericht zijn op de volgende drie punten: 1. De ontwikkeling van het bank-girobe- drijf; 2. Uitbreiding van de clientèle; Ad. i. Om de concurrentiekracht van de landbouwkredietinstellingen voor wat be treft het giroverkeer op te voeren is het van belang om dezelfde mogelijkheden en faciliteiten te geven die de andere finan ciële instellingen verschaffen. Dit kan wor den gerealiseerd door een grotere souplesse in de financiële transacties voor wat be treft het storten en terugbetalen en door de bevordering van het lopende-rekening- verkeer. De verbreiding van het lopende- rekening-verkeer onder de agrarische be volking en in het bijzonder onder de boe ren kan niet genoeg worden aanbevolen. Langs die weg wordt ook de spaarneiging gestimuleerd. Ad. 2. Aangezien het aanbod van midde len door de agrariërs zelf onvoldoende is, dringt zich meer en meer de noodzaak op dat men ook middelen moet aantrekken van andere bevolkingscategorieën. Bij ge legenheid van het 2e Internationale Con gres van het Landbouwkrediet heeft Dr. Lübkes uit Duitsland reeds deze conclusie getrokken: „In alle landen en niet het minst in Europa hebben wij er behoefte aan andere besparingen aan te trekken dan uitsluitend uit agrarische kringen. In het bijzonder zal deze behoefte in de toekomst ontstaan, aangezien de middelen van de be sparingen in de agrarische sector alleen ons niet in staat stellen het probleem op te los sen en de taken te vervullen, waarvoor wij zullen worden gesteld". Inderdaad zullen wij moeten komen tot een uitbreiding van het begrip „Agrarische Besparingen"; hieronder wordt dan niet alleen begrepen de spaaraktiviteit van de landbouwbevolking maar ook die van het gehele platteland in de ruimste zin, waar onder mede zijn begrepen de middenstand, ambachtslieden, de arbeiders en de overige groepen. Verschillende landbouwkrediet instellingen zijn in deze ontwikkeling reeds voorgegaan. Ook zal het noodzakelijk zijn nieuwe spaarvormen tot ontwikkeling te brengen. Ad. 3. Een eveneens belangrijke factor in de ontwikkeling van de agrarische bespa- 3Voldoende voorlichting van de spaarder. 178

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 22