Consequenties voor het uitzettingsbeleid van de boerenleenbanken. Indien de door mij veronderstelde struk- tuurverandering in de verhouding van be hoeften en middelen bij de boerenleenban ken zou doorzetten, zou het wel eens no dig kunnen worden in overweging te ne men welke consequenties hieruit zouden moeten worden getrokken met betrekking tot de uitzettingspolitiek van de boeren leenbanken, d.w.z. dat wij de vraag in over weging zouden moeten nemen of het goed- keuringsbeleid, zoals dat door de Centrale Bank wordt gevoerd, wijziging behoeft. Zo zou men kunnen denken, dat voor wat betreft de uitzettingen buiten land- en tuinbouw per boerenleenbank een restric tie in overweging zou moeten worden ge nomen, die afhankelijk zou worden ge steld van het totaalpercentage, dat per boe renleenbank van de toevertrouwde midde len reeds door de desbetreffende bank zelf is uitgezet. Kennen wij reeds de bepaling, dat door individuele boerenleenbanken geen uitzettingen op lange termijn meer kunnen worden gedaan, indien zij niet meer V3 van de haar toevertrouwde mid delen bij de Centrale Bank hebben staan, een uitbreiding van deze reglementaire re geling zou nodig kunnen worden in die zin namelijk, dat, indien deze grens is bereikt, in het geheel geen nieuwe uitleningen bui ten land- en tuinbouw meer zouden kun nen worden gedaan ook niet derhalve, in dien deze zich zouden beperken tot een looptijd van minder dan 10 jaar of tot uit zettingen bij wijze van krediet in lopende rekening. Uiteraard zou daarvoor een wij ziging c.q. van de statuten of het huishou delijk reglement van de Centrale Bank noodzakelijk zijn en zou derhalve de al gemene vergadering het laatste woord daarin hebben te spreken. M.a.w. wij zou den wel eens gedwongen kunnen worden om kleur te bekennen als landbouwkre dietinstelling door per boerenleenbank de uitzettingen buiten de landbouw af te rem men, indien van het totaal der aan een boe renleenbank toevertrouwde middelen reeds door de boerenleenbank zelve is uitge zet. Daardoor zouden in het geheel van de organisatie meer middelen beschikbaar blijven voor uitzettingen in land- en tuin bouw. Een dergelijke eventueel noodzake lijke hoeveelheidsbeperking van uitzettin gen buiten de landbouw zou overigens ge paard kunnen gaan met het wegnemen van bepaalde obstakels, die soms voor boeren leenbanken, die geen uitzettingsmogelijk heden in land- en tuinbouw meer hebben, wel eens onnodig hinderend kunnen zijn zoals het statutaire voorschrift dat uitle ningen buiten de landbouw, die boven 5.000,— aan een persoon worden ver leend, altijd door hypotheek moeten zijn gedekt. Ik zou mij kunnen denken, dat de door mij aan de orde gestelde kwantitatie ve beperking in de toekomst meer zin zou kunnen hebben dan de kwalitatieve beper king die het laatst door mij werd genoemd en die op het ogenblik geldt. Uiteraard wordt hierbij ervan uitgegaan, dat in plaats van hypothecaire zekerheid voldoende an dere zekerheid zou worden gesteld tenein de te waarborgen, dat de uitzettingen bui ten de landbouw solide blijven, ook indien de eis van hypothecaire zekerheid komt te 175

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 19