immers blijkbaar op redelijk concurrerend
niveau, hoezeer wij op dat punt de ontwik
keling met grote aandacht zullen moeten
blijven volgen, want de concurrentie in
het bijzonder wat betreft het aantrekken
van spaar- en depositogelden neemt meer
en meer toe. Wat betreft de debetrente
tarieven, die door de boerenleenbanken
voor kredieten en voorschotten worden
toegepast, kunnen wij vaststellen, dat deze
op ongeveer gelijk niveau liggen met de
rente, waarvoor de Staat der Nederlanden
leningen kan opnemen. Het is een niet ge
ringe verdienste van onze boerenleenban
ken, dat zij daartoe in staat zijn en dat de
leden op dergelijke gunstige condities voor
kredieten en voorschotten praktisch overal
bij de boerenleenbanken terecht kunnen.
In de verhouding tussen boerenleenbanken
en Centrale Bank kan worden vastgesteld,
dat het bruto bedrijfsresultaat van de ge
zamenlijke boerenleenbanken meer dan
tweemaal zo groot is dan dat van de Cen
trale Bank. Ik meen dan ook te mogen
concluderen, en daarmede wordt door mij
het bestuursstandpunt vertolkt, dat er eer
der aanleiding is om de bedrijfsresultaten-
positie van de Centrale Bank te versterken
dan daarop af te dingen. Wij hopen ech
ter, dat die versterking mogelijk zal zijn
met handhaving niet alleen maar zo moge
lijk met een verdergaande verbetering van
de rentevergoeding over de tegoeden van
de boerenleenbanken bij de Centrale Bank,
met dien verstande dat daarmede niet te
ver mag worden gegaan, want ook de Cen
trale Bank zelf zal op een versterking van
haar eigen financiële positie bedacht die
nen te blijven. Vergeten wij niet, dat de
boerenleenbanken, indien zij de overtolli
ge middelen, die zij niet voor uitzetting in
eigen kring behoeven aan de Centrale Bank
in rekening-courant doorgeven, tegelij
kertijd ook de risico's van de belegging
dier overtollige middelen op de Centrale
Bank overdragen. Deze risico's zijn voor
de Centrale Bank slechts dan draagbaar,
indien het risicodragend vlak in overeen
stemming met de groei daarvan kan wor
den verbreed. Daarom dan ook, dat wordt
voorgesteld om, nadat 6% dividend over
het gestorte aandelenkapitaal zal zijn uit
gekeerd en nadat 62.281,— aan de ge
meenschappelijke reserve is toegevoegd,
het restant van de winst ad 560.532,—
aan het reservefonds toe te voegen.
En met deze toelichting M. d. V. moge ik
deze algemene vergadering vragen de ver
lies- en winstrekening van de Centrale
Bank betreffende het boekjaar 1959, de
balans per 31 december 1959 zoals door
het Bestuur aangeboden, evenals de reke
ning en verantwoording van het Onder
ling Waarborgfonds, te willen goedkeuren
en tevens haar goedkeuring te hechten aan
het door het Bestuur gedane voorstel tot
winstverdeling.
Vertrouwende, dat de Algemene Vergade
ring tegelijk met de gevraagde goedkeu
ringen décharge zal willen verlenen aan
het Bestuur en de Raad van Toezicht der
Centrale Bank voor het in 1959 gevoerde
beheer, beëindig ik deze toelichting met de
bede, dat het God moge behagen onze in
stelling, onze gehele organisatie, de haar
toevertrouwde belangen en ons allen per
soonlijk te blijven zegenen.
170