gemeenschappelijk landbouwbeleid, dus
zowel op het markt- en prijsbeleid, de on
derlinge handelsverruiming en de gemeen
schappelijke handelspolitiek.
Niet genoeg kan worden beklemtoond, dat
de verruiming van het onderlinge handels
verkeer een eerste vereiste dient te vormen
voor de totstandkoming van een gemeen
schappelijke markt; dit geldt evenzeer
voor het tot stand brengen van een ge
meenschappelijke markt voor landbouw-
produkten. Met name zal de toepassing
van de zg. vrijwaringsmaatregelen, vervat
in de artikelen 44 t/m 46 van het Verdrag,
niet in de weg mogen staan aan de vrijma
king van het onderlinge handelsverkeer als
motor van het integratieproces. Zeker in
het kader van de versnellingsgedachte is
het ontoelaatbaar, dat de executieve zich
wat betreft de toepassing van minimum
prijzen door de regeringen van de deelne
mende landen laat terugdringen in de rol
van toeschouwer, zoals terecht misprijzend
in par. 37 van het rapport Lücker3 wordt
opgemerkt.
Een toepassing op gemeenschappelijke ba
sis van de maatregelen ingevolge art. 44,
45 en 46 dient te worden beschouwd als
een noodzakelijke voorwaarde voor het tot
stand brengen van de voorgestelde ver
snelling. Als gemeenschappelijke criteria
zouden dunkt mij, in aanmerking kunnen
komen:
toepassing van minimumprijzen dient te
worden beschouwd als een noodmaatregel
alleen bedoeld voor bijzondere gevallen
om ernstige marktverstoringen in het im-
portland, voortvloeiende uit de verruiming
van het onderlinge handelsverkeer te voor
komen;
de toepassing kan niet alleen worden ge
toetst aan beginselen van het prijsbeleid,
doch zal tevens dienen te zijn gericht op
het bevorderen van specialisatie en han
delsverruiming.
Terecht wordt in het rapport Lücker ge
steld, dat het Europese beginsel meebrengt
dat de eerste fase van de coördinatie der
afzonderlijke marktsystemen over een niet
al te lange tijd overgaat in de definitieve
fase van de gemeenschappelijke Europese
ordening van de markten.
Het institutionele stelsel is daarvoor uiter
aard belangrijk. Bij de opmerkingen daar
over in het rapport Lücker zou ik mij wil
len aansluiten.
Over het prijsbeleid en het prijspeil zou
den enige aanvullende opmerkingen kun
nen worden gemaakt. De Europese Com
missie heeft ons in het onzekere gelaten
omtrent het toekomstige prijspeil. Ik zou
willen stellen, dat het prijspeil niet lager
mag zijn dan nodig is voor een redelijke
rentabiliteit maar beslist ook niet hoger.
Een niet te hoog prijspeil is van belang
voor de afzet binnen de Gemeenschap,
vooral voor de produkten met een relatief
grote prijselasticiteit van de vraag, zoals
onder meer de veredelingsprodukten. Een
3 Document no. 3 1960-1961 van het Europese Par
lement: Verslag namens de Commissie voor de
Landbouw nopens de toestand van de landbouw
en de grondbeginselen van een gemeenschappelijk
landbouwbeleid, Rapporteur de heer A. Lücker
(Duitsland).
Eind-fase
121