van de Stichting Spaarbank, verbonden
aan deze boerenleenbank, verleden en
daarna werd in een toespraak door de
Voorzitter van het bestuur van de nieuwe
boerenleenbank tot Mr. Ph. C. M. van
Campen het verzoek gericht om als lid te
mogen toetreden tot de Coöperatieve Cen
trale Boerenleenbank te Eindhoven en om
te bevorderen, dat een daartoe passende
aanvrage bij het bestuur van de Centrale
Bank zou worden ingediend.
Daarna kreeg de algemeen directeur van
de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank,
Mr. Ph. C. M. van Campen, het woord om
naar aanleiding van de oprichting van de
Coöperatieve Boerenleenbank Dronten
G.A. een inleiding te houden over de mo
gelijkheden van het coöperatieve land
bouwkrediet ter ontwikkeling van de land
bouw in de nieuwe polder.
Inleiding van Mr. Ph. C. M. van Campen
Alvorens in te gaan op het verzoek van de
voorzitter van het bestuur van de zo juist
opgerichte boerenleenbank, meende Mr.
van Campen goed te doen als het ware een
gewetensonderzoek te houden over de
vraag, wat moet de boer in deze tijd, wat
moet de boer in deze nieuwe polder, wat
is de betekenis van de samenwerking van
de boeren in een coöperatieve boerenleen
bank en wat is de betekenis van de samen
werking van de boerenleenbanken in een
Centrale Bank.
Daarover zeide Mr. Ph. C. M. van Campen
het volgende:
Wat betekent de boerenleenbank voor de
land- en tuinbouw.
In het straal- en atoomtijdperk waarin wij
zijn terecht gekomen en daarin zo waar
nog leven, zouden wij ons kunnen afvra
gen, hoe staat het met de boer: ploegt hij
nog altijd rustig voort?
Wij zouden deze vraag met ja en met neen
kunnen beantwoorden.
Met ja, in zoverre zeker in ons land de ac
tiviteit in land- en tuinbouw nog altijd een
van de voornaamste dragers van onze wel
vaart is.
Met ja ook, in zoverre aan die activiteit
ten grondslag ligt de toewijding en plichts
getrouwheid van de boer, die rustig maar
tegelijk rusteloos zijn zware arbeid voortzet.
Met neen, in zoverre ook de boer in een
nieuwe en een zich snel vernieuwende tijd
voor problemen staat, die hij zelf alleen
nauwelijks of niet kan oplossen.
Ook de land- en tuinbouw zijn, hoezeer
de boer rustig voortploegt, terechtgeko
men in de stroomversnelling van de tijd;
zij worden geconfronteerd met nieuwe
ontwikkelingen op technisch en econo
misch terrein, die zowel de produktieme-
thoden als de afzetmogelijkheden diep
gaand beïnvloeden.
Land- en tuinbouw in ons land staan voor
de taak, evenals trouwens in de ons om
ringende landen, om de economische weer
baarheid zo hoog mogelijk op te voeren
door bij te dragen tot de verbetering van
de uitrusting van het platteland, tot de
verbetering van de externe produktie-om-
standigheden en de verbetering en moder
nisering van de interne bedrijfsinrichting.
In deze ontwikkeling van het oude land
zijn de nieuwe Zuiderzeepolders een
voorbeeld en een stimulans gebleken en
ook hebben zij ertoe bijgedragen en zullen
Ï29