bij de boerenleenbanken en de overige spaarinstellingen, dan blijkt er in de jaren 1951 tot en met 1956 per saldo geen ver schil in groei te zijn geweest. In de jaren 1957 en 1958 zijn de besparingen bij de boerenleenbanken echter meer toegeno men dan bij de andere groepen van spaar instellingen. De reacties van de spaarders op het con flict in Korea, op de overbesteding in de jaren 1956 en 1957 en de hierop volgende recessies zijn bij de boerenleenbanken min der heftig. In de rustige jaren 1953 tot en met 1956 met een opgaande conjunctuur overtreffen de besparingen bij de Rijks postspaarbank en de algemene spaarban ken gezamenlijk die bij de boerenleenban ken en wel in zodanige mate, dat gemeten van de ene recessie tot de andere, dus van 1951 tot en met 1956, bij de boerenleen banken f. 393 min. minder is bespaard. Dit verschil in groei wordt evenwel in de ja ren 1957 en 1958 nagenoeg gecompen seerd, waartoe vooral de toeneming van de spaargelden bij de boerenleenbanken en de ontsparing bij de overige spaarin stellingen in 1957 hebben bijgedragen. Beroepsindeling van despaarders bij de boerenleenbanken Tabel 1. Jaarlijkse toe- of afneming van de besparingen bij de boeren leenbanken en de overige spaarinstellingen in de jaren 19 5/ - 1958 (absolute mutaties X f 1 min.) 97 —25 3.8 98 26 3.4 32 o.3 68 2»5 !95 ï/'56 344 633 393 1957 4 15 3 7.8 1958 8,9 J951/'5 8 468 79 De vraag kan worden gesteld, of het ver schil in ontwikkeling kan worden ver klaard uit het feit, dat de spaarders bij de diverse spaarinstellingen tot verschillende maatschappelijke categorieën behoren. Wat Meerdere of Meerdere of Rijkspost spaarbank Algemene spaarbanken Boeren leenbanken mindere groei bij bib. t.o.v. overige spaar instellingen mindere procen tuele groei bij bib. t.o.v. overige spaarinstellingen 1951 —40 112 I952 10 62 1953 146 116 62 1954 197 130 135 2,6 1955 157 214 192 179 1956 174 103 122 155 2,6 682 60 217 128 139 419 152 761 1.205 24

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 3