Hiervan zijn de erfgenamen mede-eigena ren en wel gebonden mede-eigenaren. Zij moeten derhalve tezamen beheren en be schikken. B. Geldsvorderingen. Ook van geldsvorderingen zijn de erfgena men gebonden mede-eigenaren, doch de wet maakt in deze een uitzondering op de regel van het tezamen moeten beheren en beschikken; zij bepaalt n.1. dat ieder van de erfgenamen zijn aandeel in de geldsvor deringen, indien althans deze voor verde ling vatbaar zijn, kan incasseren. C. Schulden. Iedere erfgenaam is aansprakelijk voor zijn breukdeel jegens de schuldeisers. Over en weer zijn zij jegens elkaar verplicht tot het bijdragen in de schulden. Een gunstige re geling geldt voor de hypothecaire schul den n.1. wordt een erfgenaam onvermo gend dan wordt zijn deel over de andere erfgenamen omgeslagen naar evenredig heid van ieders erfdeel. Opgemerkt zij, dat men binnen een jaar na het overlijden de aanvaardhebbende erfgenamen tezamen kan aanspreken ten sterfhuize. Iedere erfgenaam kan de boedelscheiding vorderen. Indien al de erfgenamen het Vrije beheer over hun goederen bezitten en tegenwoordig zijn, is de boedelscheiding aan geen enkele vorm gebonden. Partijen zijn dan geheel vrij in de keuze van de vorm. Ook zijn zij dan vrij in de wijze van verdeling. Hebben niet alle erfgenamen het vrije be heer over hun goederen, dan moet de boe delscheiding geschieden bij notariële akte en onder goedkeuring van de kantonrech ter. 2. Verrekening van schulden Heeft een erfgenaam schulden aan de boe del, dan worden deze met zijn erfdeel ver rekend. De erfgenaam-schuldenaar moet in deze verrekening berusten. 5. Inbreng Giften tijdens het leven van de erflater van deze verkregen, moeten door kinderen en kleinkinderen worden ingebracht, tenzij de erflater die giften vrij van inbreng heeft verklaard. Alle andere erfgenamen behoe ven slechts de giften in te brengen, indien dit door de erflater-schenker is bepaald. Men behoeft echter nooit meer in te bren gen dan zijn erfdeel bedraagt. Inbreng be hoeft dan ook niet in natura te geschieden. Men kan de inbreng doen door zoveel als de inbreng beloopt minder dan de overige erfgenamen te ontvangen. De erfgenaam, die de nalatenschap verwerpt, behoeft niet in te brengen. Ingebracht moeten worden alle giften, ook die welke zijn verstrekt om het kind een stand of beroep te verschaf fen alsmede giften terzake van het huwe lijk van een kind. Geen inbreng van stu diekosten, bruiloftskosten en huwelijksuit zet. 4. Gevolgen van de boedelscheiding Ieder van de erfgenamen wordt geacht on middellijk na het overlijden van de erflater XIV. BOEDELSCHEIDING i. Vorm. 104

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 28