afspraak in de praktijk een reële inhoud zal hebben. De regeringen zijn op deze conferentie ook overeengekomen onderling intensief overleg te plegen over de landbouw-pro- blemen in internationaal verband, met na me in de E.E.G. Wij achten dit een be langrijke zaak: in de E.E.G. zijn betekenis en invloed van de kleine landen niet erg groot en zeker wanneer deze nog geschei den optreden en tegen elkaar ingaan. Wan neer we even afzien van de grote export afhankelijkheid van de Nederlandse land en tuinbouw, komt de structuur van de Belgische agrarische bedrijfstak sterk over een met die van ons land: overwegend kleine bedrijven, grote betekenis van de zgn. veredelingslandbouw, omvangrijke voergraan-importen, hoog ontwikkelde en intensieve agrarische produktie, enz. Wij hopen dan ook dat de Benelux-landen er in slagen zullen in een goede sfeer en on derlinge verstandhouding samen te werken op het vlak van de E.E.G. Daar staat men nu voor zeer belangrijke beslissingen. Binnenkort zullen het Euro pees Parlement en het Economisch en So ciaal Comité hun adviezen uitbrengen om de conceptvoorstellen t.a.v. het gemeen schappelijke landbouwbeleid. Dan zal de Europese Commissie haar definitieve voor stellen indienen en kunnen de discussies in de Raad van Ministers aanvangen. Enige dagen geleden heeft de Europese Commis sie voorstellen gedaan om op belangrijke onderdelen de tot stand brenging van de gemeenschappelijke markt te versnellen. Weinig concreet zijn deze wat de uitbrei ding van het onderlinge handelsverkeer in agrarische produkten betreft. Naar onze mening zal Nederland niet akkoord mogen gaan met een spoedig algeheel vrije handel in industrieprodukten tussen de E.E.G.- landen (vooral door afschaffing van con tingenten en invoerrechten), wanneer niet tegelijkertijd de onderlinge uitwisseling van agrarische produkten in feite aanzien lijk vrijer zou worden. Men komt dan weer op de overgangsjaren en de nood zaak van een actieve aanpak door de E.E.G. van de problemen in deze jaren. Deze betreffen niet alleen de aanpassing van de prijzen onderling, de coördinatie van nationale markt- en prijsregelingen, de afschaffing van concurrentie-vervalsende maatregelen, maar ook de afbraak iv'an de onderlinge handelsbelemmeringen, de nood zakelijke beperking in de hantering van beschermingsmaatregelen (art. 44, 45 en 46) en de coördinatie van de handelspoli tiek. 95

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 19