wijze te verstaan gegeven hoe men in het
landbouwkredietwezen over deze vraag
stukken dacht.
Ik Veroorloof mij hier om uit de rede van
Prof. Minderhoud letterlijk te citeren:
„Ik neem aan, aldus de spreker, dat U niet
van mij verwacht, dat ik vanaf deze plaats
op dit ogenblik zal proberen die vragen te
beantwoorden. Maar wel wil ik U de ver
zekering geven, dat U niet aan dovemans
oren zult hebben geklopt, indien de sug
gesties, die U hebt gedaan, verbeteringen
beduiden. Wij zijn ons bewust, dat onze
voorvaderen zeer nuttig en zeer veel werk
hebben gedaan. Wij proberen hun voet
sporen te drukken, maar wij zijn ook
overtuigd, dat iedere nieuwe tijd andere
eisen stelt. Daarom zullen wij voor zover
die eisen verenigbaar zijn met gezond
bankbeleid en met de grondslagen van on
ze organisatie, daaraan, voor zover dit in
ons vermogen is, gaarne gevolg geven. Ik
mag misschien nog zeggen, dat wij, als be
wijs van het feit, dat wij ons bewust zijn,
dat wij niet op onze lauweren kunnen blij
ven rusten of het punt dat wij hebben be
reikt voldoende mogen achten, tezamen
met onze zusterorganisatie te Eindhoven
en met de drie centrale landbouworgani
saties hebben besloten een commissie in te
stellen om het gehele landbouwkredietwe
zen eens door te lichten met het doel de
sterke plekken naar voren te brengen om
daarmede ons voordeel te doen tegenover
de buitenwereld, maar ook om ons de
zwakke zijden te tonen bij wijze van een
vriend die ons de feilen toont. Wij hopen,
door het werk, dat wij deze commissie
zullen verzoeken te doen, te werken in
Uw geest, nl. ons aan te passen aan de
veranderde eisen, die een veranderde we
reld steeds zal blijven stellen". Zie daar
geachte toehoorders, de eerste officiële
aankondiging van de instelling van de
Commissie Landbouwkrediet. Het spreekt
vanzelf, dat aan de aankondiging van
Prof. Minderhoud een langdurige interne
gedachtenwisseling in de boerenleenban
ken en in de landbouworganisaties is
voorafgegaan. Belangrijk is echter, dat
men nog in dezelfde zomer van 1957 de
Commissie Landbouwkrediet heeft inge
steld, die 23 oktober 1957 haar eerste ver
gadering kon houden.
De Commissie is door de opdrachtgevende
instanties breed samengesteld, er werden
in benoemd vertegenwoordigers van de
wetenschap, van het L.E.I., van de land-
bouwboekhoudbureaus, van de boeren
leenbanken en van de landbouworganisa
ties, terwijl het Ministerie 'van Landbouw
en Visserij, het Ministerie van Financiën
en De Nederlandsche Bank door middel
van adviserende leden aan de arbeid me
dewerking hebben verleend. Het feit, dat
een oud-directeur van een handelsbank
het voorzitterschap van deze Commissie
op zich heeft genomen, mag een illustratie
vormen van de goede verhoudingen die er
in Nederland tussen de handelsbanken en
de boerenleenbanken bestaan.
Na twee jaren heeft de Commissie het re
sultaat van haar werkzaamheden kunnen
neerleggen in het lijvige boekwerk, waar
van U een dezer dagen kennis heeft kun
nen nemen.
Thans zou ik hier met enkele woorden het
rapport van de Commissie willen toelich-
44