Rede van Prof. Dr. G. M. Verrijn Stuart, gehouden op dinsdag 9 februari 1960, bij gelegenheid van het verschijnen van het rapport van de Commissie Landbouwkrediet Excellentie, Dames en Heren, Het was ter gelegenheid van de opening van het nieuwe gebouw van de Coöpera tieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht, in de zomer van het jaar 1957, dat de toenmalige Minister van Landbouw, Vis serij en Voedselvoorziening, Dr. Mans- holt, enige kritische geluiden liet horen ten aanzien van de agrarische kredietver lening. De Minister stelde toen nl. de vraag of de organisatie van dit krediet on danks haar grote uiterlijke bloei wel aan alle behoeften had voldaan. Zo het ant woord op deze Vraag ontkennend zou moeten luiden, zo stelde hij verder, dan zou men kunnen vragen: Is het de bank die bijv. onvoldoende gebruik maakt van haar mogelijkheden of dient soms op een andere wijze aan bevrediging van krediet behoeften medegewerkt te worden? Hij achtte deze vraag van bijzonder belang omdat de behoefte aan krediet in de land bouw in de laatste jaren in sterke mate was gestegen, en wel, omdat de Neder landse landbouw zich op het ogenblik in een periode van sterke en zeer snelle ont wikkeling bevindt. Overal is er een drang tot verbetering van land en gebouwen en doet zich de nood zaak voor van verdere rationalisatie van het bedrijf. Dit alles stelt zijn eisen aan de financiering. De noodzaak van financie ring gaat daarbij gepaard met stijgende investeringskosten en dalende opbrengst- prijzen. Minister Mansholt constateerde dan ook een grote vraag naar krediet van de zijde van de landbouwers en tuinders en hij stelde daar tegenover, dat wel eens de opmerking werd gemaakt, dat de boe renleenbanken een grote terughoudend heid met betrekking tot de kredietverle ning aan de dag leggen. Hoewel hij twij felde aan de juistheid van deze laatste be wering, meende hij toch, dat dit vraagstuk bijzondere aandacht verdiende. In zijn antwoord op deze rede is door Prof. Minderhoud op klare en duidelijke 43

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 3