Tabel 4. Wintergewassen (in ha) mei dec. toename in wintertarwe winterrogge 4,5 wintergerst koolzaad wachten is dat vele pluimveehouders in ons land, maar ook in Duitsland, Dene marken, Engeland ditmaal wel extra voor zichtig zullen zijn wat betreft de aankoop van kuikens. Wanneer in W.Europa aan zienlijk minder kuikens zouden worden besteld en niet veel meer overjarige hen nen worden aangehouden, zou de eier markt over een aantal maanden wel eens een beduidend ander aanzien kunnen ver tonen. In Groot Brittannië, waar de pluim veehouders in het voorbije jaar heel erg klaagden over de lage eierprijzen, schij nen de kuiken-bestellingen in januari j.1. 40% beneden die van januari 1958 te hebben gelegen. Men rekent daar op een spoedig tekort aan eieren, dat door mas sale invoeren zal moeten worden aange vuld. Het aantal landbouwpaarden liep terug met 2,7%, n.1. van 196.000 tot 191.000. De schapenstapel verminderde van 339.000 tot 294.000 (met 13,1%). Ook in de akkerbouwsector geven de cij fers van de decembertelling een aanmer kelijke uitbreiding te zien (tabel 4). Bijzonder valt op de zeer grote uitbrei ding van het areaal wintertarwe. Wan neer geen strenge winter optreedt, waar door een belangrijk deel van de tarwe zou uitvriezen en geen bijzonder kleine op pervlakte met zomertarwe zou worden ingezaaid, moet op een nieuwe record- oogst voor tarwe worden gerekend. De afzet van de tarwe tegen de door de rege ring vastgestelde prijs (van ca. 31,— per 100 kg.) wordt vooral gerealiseerd via de weg van de verplichte inmenging van Nederlandse tarwe in de broodbloem. De bijmengingsverplichting ligt voor 1959/60 op maximaal 40% (en gemiddeld 38%), waarbij voor ongeveer 400.000 ton in landse tarwe een afzet gevonden wordt in de broodsector. Met het oog op dit grote tarwe-areaal beraadt het Landbouwschap zich nu reeds over de wijze, waarop de lonende afzet van de tarwe straks kan worden verze kerd. Nu we toch bezig zijn met de vermelding van cijfers over de agrarische produktie, menen we ook aandacht te mogen vragen voor enige gegevens, waaruit de ontwik keling blijkt in het Nederlandse sortiment van appelen en peren. Hieruit blijkt dat er aanzienlijke verschuivingen zijn opge treden in de spreiding van de verschillen de appel- en perenrassen. Allereerst de appelen (tabel 5). Er hebben dus in de laatste 20 jaar ver schuivingen plaats gevonden in de rich ting van de betere, meer gevraagde rassen, zoals Cox's Orange Pippin en Golden De- licious. De Goudreinette heeft zich goed gehandhaafd zowel bij de produktie als 1959 1959 60.712 88.231 45,3 143.826* 150.305 8.363 9.683 18,2 2.621 3-238 12,4 inclusief zomerrogge. 72

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 32