mede worden ingeschakeld. Hierbij zou ook een delegatie van beslissingsbevoegd heid door het bestuur van het Borgstel lingsfonds voor de Landbouw aan de bei de centrale banken in aanmerking kunnen komen. De kredietverlening 18. Indien in de toekomst o.a. als gevolg van de onder 9 genoemde omstandigheden de vraag naar financieringsmiddelen met een lange looptijd het aanbod zou over treffen, kan worden overwogen om bin nen het kader van de boerenleenbankor ganisaties door tussenkomst van speciale instellingen die kapitaalmarkt middelen aantrekken, b.v. op de wijze zoals zulks door hypotheekbanken geschiedt, te trachten in dat tekort te Voorzien. Op richting van een instituut voor eeuwigdu rend grondkrediet ter voorziening in per manente vermogensbehoeften wordt in ons land niet voor verwezenlijking vatbaar geacht. 19. Ten aanzien van het Borgstellings fonds voor de Landbouw wordt in over weging gegeven: a. in het Borgstellingsfonds voor de Landbouw dient een afzonderlijke admi nistratie te worden gevoerd van een Ver- mogensdeel dat is bestemd voor de Ver lening van garanties in de sector handel en nijverheid en van een vermogensdeel bestemd voor garantie-verlening in de sectoren akker- en weidebouw en tuin bouw. Voor elk dezer afdelingen dient het maximum der te verlenen borgstellingen te worden vastgesteld. 68 b. het maximum der te verlenen garanties in de sectoren akker- en weidebouw en tuinbouw zou kunnen worden verhoogd tot het viervoud van dat deel van het ver mogen Van het fonds dat aan deze sekto ren is toegerekend; c. in de sector akker- en weidebouw zou de bepaling, dat de aanvrager zelf voor 50% van het te financieren bedrag moet zorgdragen kunnen vervallen, hetgeen zou betekenen, dat elk object op zijn eigen rentabiliteit zou moeten worden beoor deeld. Hierdoor zou voor de sector akker en weidebouw een gelijke garantiemoge lijkheid worden geschapen als thans reeds bestaat voor de tuinbouw met inschake ling van de provinciale waarborginstitu- ten, die in een algemeen gevoelde behoefte voorzien. 20. Ter verruiming van de kredietmoge lijkheden ware voorts gewenst: a. een wettelijke regeling van zakelijke ze kerheidsrechten op roerende goederen die in de macht van de pandgever blijven en op de groeiende oogst in de vorm van een goed geregeld registerpandrecht; b. bij de herziening van het B.W. het be zitloze pandrecht, dat ontstaat zonder in schrijving in de registers, te versterken, zodat er een reële keuzemogelijkheid tus sen dit pandrecht en het registerpandrecht blijft bestaan; c. in de Pachtwet de bepaling op te ne men, dat de pachter te allen tijde het recht heeft de door hem op het gepachte goed gestichte opstallen af te breken en de af komende materialen tot zich te nemen en

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 28