Samenvatting van het
rapport van de Commissie
Landbouwkrediet
Medio 1957 werd door de drie Centrale
Landbouw Organisaties en de beide Cen
trale Landbouwkredietinstellingen in Ne
derland ingesteld een Commissie Land
bouwkrediet, onder voorzitterschap van
Prof. Dr. G. M. Verrijn Stuart, buitenge
woon hoogleraar aan de Universiteit der
Gemeente Amsterdam. De Commissie
kreeg tot taak een studie te maken van de
financiering van het agrarische bedrijfsle
ven in Nederland en in het bijzonder van
de vraag, of de werking van het in het
boerenleenbankwezen georganiseerde
landbouwkrediet in overeenstemming is
met de bestaande en in de toekomst te
verwachten financieringsbehoeften, dan
wel of zij te deze opzichte verbetering
behoeft.
Leden van de Commissie waren:
Prof. Dr. H. W. J. Bosman, hoogleraar
aan de Katholieke Economische Hoge
school te Tilburg; Prof. Dr. G. Minder-
houd, hoogleraar aan de Landbouwhoge
school te Wageningen; Prof. Dr. B. Pruyt,
hoogleraar aan de Nederlandsche Econo
mische Hogeschool te Rotterdam; Dr. J.
T. P. de Regt, medewerker op de afdeling
Algemeen Economisch Onderzoek van het
Landbouw-Economisch-Instituut te Den
Haag; Ir. S. Ilerweyer, directeur van de
Cultuurtechnische Dienst te Utrecht; B.
Meijers, voorzitter van de Vereniging van
Landbouwboekhoudbureaus te Goes; P.
C. Elfferich, adviseur hij de Nederlandse
Christelijke Boeren en Tuinders Bond te
Delft; Ir. C. S. Knottnerus, voorzitter van
het Koninklijk Nederlands Landbouw-
Comité te Steenbergen; Drs. F. W. J.
Kriellaars, economisch adviseur bij de Ka
tholieke Boeren en Tuinders Bond te Den
Haag; C. G. A. Mertens, voorzitter van de
Katholieke Nederlandse Boeren en Tuin
ders Bond te Hout-Blerick; Ir. J. M. L.
Otten, oud-directeur van de Coöperatieve
Landbouwbank te Meppel; Mr. F. J. F.
Claessens, directeur van de Coöperatieve
Centrale Boerenleenbank te Eindhoven;
Mr. Ph. C. M. van Campen, algemeen di
recteur van de Coöperatieve Centrale
Boerenleenbank te Eindhoven; Ir. J. S.
Keyser, directeur van de Coöperatieve
Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht; Drs.
R. Manschot, directeur van de Coöpera
tieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht;
Adviserende leden:
Drs. J. C. Huizinga, hoofdadministrateur
bij het Ministerie van Financiën; Drs. W.
Ie Mair, raadadviseur bij het Ministerie
van Landbouw en Visserij; Dr. F. H. Re-
60