kredietmiddelen en in een dergelijk be roep steekt beslist niets oneervols. Het is immers de functie van het krediet om investeringen mogelijk te maken, wel ke niet verricht hadden kunnen worden, indien deze met uitsluitend eigen middelen moesten worden gefinancierd. Welke boer zal nalaten om meer mest te strooien, in dien daarmede op rendabele wijze de vruchtbaarheid van de grond kan worden verhoogd? Welnu, wat de mestgift is voor de grond is dikwijls de kapitaalgift voor het bedrijf: met minder kosten meer produceren; daar moet de boer het van hebben om zijn vlijt en spaarzaamheid tot het beoogde resul taat te doen leiden. Welke kredietmogelijkheden zijn er voor de hoer en tuinder? Welke mogelijkheden voor kredietopne ming staan er nu ter beschikking en zijn deze mogelijkheden voldoende afgestemd op de aard van het bedrijf? Zonder hier nu een wijds betoog te gaan houden over de eisen, waaraan de finan ciering van het bedrijf moet voldoen, wil zij als gezond worden aangemerkt, moet hierover toch in verband met de beant woording van deze vraag iets meer wor den verteld. Het is U allen bekend, dat het land- en tuinbouwbedrijf wordt geken merkt door een vastlegging van kapitaal op lange termijn. Ik bedoel hiermede, dat een groot gedeelte van het voor de uitoe fening van het land- en tuinbouwbedrijf benodigd kapitaal nodig is voor de finan ciering van grond, gebouwen, dode en levende inventaris. Al deze produktiemiddelen hebben een lange tot zeer lange levensduur en de daarin geïnvesteerde bedragen komen dus slechts langzaam in de vorm van afschrij- vingsgelden in de bedrijfsontvangsten te rug. Daarnaast hebben de bedrijven be hoefte aan middelen voor de financiering van de produktie, aan middelen, derhalve, die slechts voor een korte tijd benodigd zijn. De behoefte aan dergelijke middelen verschilt naargelang het bedrijfstype; voor akkerbouwbedrijven en tuinbouwbedrij ven zijn deze tijdelijke financieringsbe hoeften in verband met de lopende pro duktie in het algemeen wel belangrijk; voor gemengde bedrijven en weidebedrij- ven, waar de ontvangsten en uitgaven re gelmatig over het gehele jaar verspreid zijn, is deze behoefte doorgaans van min der belang. Nu stellen deze omstandigheden hun con sequenties aan een doelmatige kredietver strekking in de land- en tuinbouw. De kredietverstrekking dient nl. afgestemd te zijn op de bijzondere omstandigheden van land- en tuinbouw, wil zij voor land- en tuinbouw voldoende waarde hebben. Is dit nu met het landbouwkrediet het ge val, zo zou men zich kunnen afvragen? Op de eerste plaats moet opgemerkt wor den, dat het landbouwkrediet niet uitslui tend door de boerenleenbanken wordt verzorgd. Er bestaat in Nederland nog een zeer be langrijke kredietverlening door familiele den en particuliere personen alsook door verzekeringsmaatschappijen en pensioen fondsen. In hoeverre de door deze personen en in- 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 7