5. Aanspraak op spaarpremie zal vervol gens ook binnen de onder 4. vermelde periode van vier jaren kunnen ontstaan, n.1. bij besteding van het gespaarde bedrag voor goederen of zaken met een duur zaam karakter (huwelijksuitzet, verbete ring van de eigen woning etc.) Voorbeeld. Een ambtenaar verdient 500,— per maand en spaart 25,— per maand, dus 300,— per jaar. Na drie spaarjaren bedraagt het saldo van zijn bij zondere spaarrekening 900,—. Wanneer deze ambtenaar na drie spaarjaren zijn spaartegoed aanwendt voor de aankoop van zijn huwelijksuitzet, ontvangt hij van het Rijk een premie van 25% (hij verdient minder dan 7.200,— per jaar) van 900,—, derhalve 225,—. 6. De ambtenaar zal voorts ook zonder hiervoor vooraf op zijn bijzondere spaar rekening te hebben gespaard de door hem verrichte zogenaamde „periodieke betalingen" voor premiëring door het Rijk in aanmerking kunnen brengen, mits het bedrag van deze betalingen tevoren door de ambtenaar is aangemeld. Als voorbeeld hiervan noemen wij de door de ambtenaar betaalde premies voor levens verzekeringen, stortingen in bouwspaar- kassen, kosten van studie (ook van de kin deren van de ambtenaar), hypotheek-af lossingen etc. Terzake van deze periodieke betalingen kan door de ambtenaar eenmaal per jaar een premie-aanvrage worden ingediend. 7. De ambtenaar is niet verplicht, uit de hierboven onder 4., 5. en 6. vermelde mogelijkheden van deelneming een keuze te maken. Hij mag n.1. de mogelijkheden onderling ook combineren. Voorbeeld. Een ambtenaar met een pen sioengrondslag van 6.000,— mag maxi maal 300,— (5% van 6.000,—) per jaar voor premiëring in aanmerking brengen. Stel dat hij jaarlijks 180,— aan aflossing hypotheek moet betalen. Het verschil tus sen de voor hem geldende premiegrond slag 300,—) en de betaling van de aflos sing op een hypotheek 180,—) zijnde 120,—, kan hij op zijn salaris laten in houden en op zijn bijzondere spaarreke ning laten storten. Deze ambtenaar komt nu ieder jaar in aanmerking voor 25% spaarpremie over het door hem aan hypotheek-aflossing be stede bedrag ad 180,—. Deze spaarpremie bedraagt dus 45,—. Met betrekking tot zijn stortingen op zijn bijzondere spaar rekening ontvangt hij vervolgens vier ja ren na 3/ december van het jaar van stor ting een spaarpremie ad 30,—, zijnde 25% van het gespaarde bedrag ad 120,—. Noot. Wij merken volledigheidshalve nog op, dat ook bij een combinatie volgens bovenstaand voorbeeld in totaal per jaar ten hoogste een bedrag gelijk aan 5% van de pensioengrondslag van de ambtenaar voor premiëring door het Rijk in aanmer king komt. Wij menen met deze beknopte toelichting op de inhoud van de rijksambtenaren- spaarregeling voorlopig te kunnen vol staan. Uiteraard hebben wij slechts de grote lijnen vermeld. In de naaste toe komst zal door het Rijk een brochure ter 3 8

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 38