Wanneer ook niemand van de 2e groep aanwezig is dan krijgen wij de zgn. klo ving van de nalatenschap. B.v. A sterft zonder echtgenoot, afstammelingen, va der, moeder, broers en zusters of broers- en zusterskinderen na te laten. De nala tenschap wordt nu gekloofd in een helft voor de bloedverwanten van vaderszijde en een helft voor de bloedverwanten van moederszijde. Hoe vererven die helften? je groep: de grootouders. 4e groep: de bloedverwanten in de zijlinie tot en met de zesde graad. Ontbreken in de ene helft alle erfgenamen en zijn er in de andere helft wel erfgena men, dan valt de ganse nalatenschap toe aan de erfgenamen in die andere helft. B.v. A sterft zonder echtgenoot, kinderen, kleinkinderen, broers en zusters en af stammelingen van broers en zusters na te laten. De grootouders van vaderszijde le ven beide nog. Van moederszijde leven noch grootouders noch bloedverwanten in de zijlinie, tot en met de zesde graad. De grootouders van vaderszijde erven de hele nalatenschap, ieder 1/2. Zou van vaders zijde alleen grootmoeder nog leven en van moederszijde een oom en een kind van een vóóroverleden tante, dan krijgt de grootmoeder van vaderszijde de gehele vaderlijke helft, dus de 1/2 van de nala tenschap; de andere helft gaat naar de bloedverwanten van moederszijde te we ten in casu naar de oom, 1/2x1/2 of 1/4 en het kind van de vóóroverleden tante, eveneens 1/4. Zijn er noch van vaderszijde noch van moederszijde grootouders, dan komen, zoals gezegd, in iedere helft op de bloedverwanten van vaders- resp. moe derszijde in de zijlinie tot en met de 6de graad. Zijn b.v. van vaderszijde evenge- noemde bloedverwanten niet aanwezig dan gaat de vaderlijke helft naar de bloed verwanten in de zijlinie tot en met de 6e graad van moederszijde; deze erven dan de gehele nalatenschap. De graden berekent men door terug te gaan vanaf de overledene naar de gemeen schappelijke stamvader en van deze uit naar de betrokkene. In welke graad staat nu b.v. ten opzichte van A een kind van een neef, dat is dus een kind van een kind van een broer of zuster van A's vader of moeder. A gaat naar vader of moeder, ie graad. Van vader of moeder naar groot vader, 2e graad, van grootvader naar oom, 3 e graad, van oom naar neef, 4e graad, van neef naar achterneef, 5e graad. (wordt vervolgd) 3 1 Zijn er geen grootouders, dan Met bovenstaand artikel werd een aanvang gemaakt met de weergave van de inhoud van een lezing over „De rechtsgevolgen van het overlijden", welke lezing Mr. Ie Loux van de Rechtskundige Afdeling in 1958 heeft gehouden voor de afdeling kassiers van de Bond van R. K. Agrarische Functionarissen in het N.C.B.- gebied en in 1959 voor de afdeling kassiers van genoemde bond in het A.B.T.B.-gebied.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 31