normaal. De voorkinderen erven ieder
1/6, de kinderen uit het 2e huwelijk ieder
1/6 en de 2e echtgenoot ook 1/6. Zou
echter uit het huwelijk A-B slechts één
kind geboren zijn en uit het 2e huwelijk
A-C slechts één kind, dan deelt de 2e
echtgenoot C niet gelijk op met de kinde
ren. Zou dit wel zo zijn, dan kreeg C 1/3
en dat mag niet. Zij mag nooit meer krij
gen dan 1/4. In dit geval krijgt dus de 2e
echtgenoot C 1/4 en ieder van de kinderen
1/2 x 3/4 of 3/8.
Zijn geen echtgenoot, kinderen of klein
kinderen aanwezig dan worden tot de
nalatenschap door de wet geroepen:
2e groep: ouders, broeders en zusters.
Om het erfdeel van de ouders vast te stel
len begint men met de nalatenschap in
gelijke porties tussen ouders, broeders en
zusters te verdelen. Ieder van de ouders
moet echter uiteindelijk altijd tenminste
1/4 krijgen. B.v. A sterft en laat na vader
en moeder en twee broers (zusters). Ieder
krijgt 1/4 en aan de wet is voldaan. Had
A echter vier broeders (zusters) dan krijgt
niet ieder 1/6, want dan zouden vader en
moeder te weinig krijgen. Vader en moe
der krijgen ieder 1/4 en ieder van de broe
ders (zusters) 1/4x1/2 of 1/8. Hoewel
dus in beginsel ouders, broeders en zusters
gelijk opdelen, heeft toch ieder ouder al
tijd recht op tenminste 1/4. Had A maar
een broer (zuster) dan hadden vader en
moeder ieder 1/3 gekregen en de broer
eveneens 1/3.
Wanneer slechts één van de ouders nog in
leven is, dan geldt hetzelfde. Ook deze
ouder deelt in beginsel gelijk op met
broers en zusters, doch krijgt eveneens
altijd 1/4. Is er dus slechts één ouder in
leven en zijn er 5 broers (zusters), dan
krijgt de nog levende ouder 1/4 en ieder
der broers (zusters) 1/5x3/4 of 3/20.
In het vorengezegde is er van uitgegaan,
dat alle broers en zusters volle broers en
zusters zijn. Is dit niet het geval, dan
wordt hetgeen voor de broers en zusters
overblijft, verdeeld in een zgn. vaderlijke
helft en een zgn. moederlijke helft. De
volle broers en zusters delen mede in bei
de helften, de halve broers en zusters van
vaderszijde alleen in de vaderlijke helft en
de halve broers en zusters van moeders
zijde alleen in de moederlijke helft. B.v.
A is overleden en laat na vader, moeder,
een volle broer, twee halve broers van
vaderszijde en twee halve broers van
moederszijde. Vader en moeder krijgen
ieder 1/4. Resteert 1/2. Deze helft ver
deelt zich in twee delen, ieder 1/4. In het
eerste 1/4 komen op, ieder voor 1/3, ce
volle broer en de halve broers van vaders
zijde en in het tweede 1/4, ieder voor 1 '3
de volle broer en de halve broers vin
moederszijde. De volle broer krijgt das
het meest. Is een broer of een zuster
vóóroverleden, dan nemen hun kinderen
eventueel kleinkinderen, de plaats van de
vooroverledene in.
Zijn er alleen ouders, dan erven die na
tuurlijk alleen de nalatenschap; idem als
er alleen broers en zusters zijn, waaibij
uiteraard ook weer de volle broers en zrs-
ters meer krijgen dan de halve broers en
zusters. Dus ook bij het ontbreken Tan
ouders eventueel verdeling in vaderljke
en moederlijke helft.
30