boerenleenbankpraktijk, wordt op deze aangelegenheid nog nader teruggekomen in verband met het openen van spaarreke ningen op naam van een ander onder de bepaling, dat over het tegoed eerst bij het overlijden van de inlegger kan worden beschikt. Vererven is het verkrijgen op het moment van het overlijden van de rechten en plichten van de overledene. Van vererven is dus ook geen sprake, indien men wel eerst op het moment van het overlijden van iemand, een recht verkrijgt, doch niet uit diens vermogen. Men denke hierbij aan de levensverzekering. A sluit op zijn leven een levensverzekering met B als be gunstigde. B's recht op uitkering ontstaat op het moment van A's overlijden, doch die uitkering komt niet uit A's vermogen, doch uit dat van de levensverzekering maatschappij. Evenmin is van vererving sprake als een erflater bij testament aan zijn erfgenamen de verplichting oplegt om uit hun vermogen aan een derde een uit kering te doen. Stel: A legt bij testament aan zijn erfgenamen de verplichting op om uit hun vermogen aan B i.ooo,— te geven. B's verkrijging komt nu niet uit A's nalatenschap, doch uit het vermogen van A's erfgenamen. II. OMVANG VAN DE NALATENSCHAP In beginsel wordt de nalatenschap ge vormd door het geheel van vermogens rechtelijke rechten en plichten van de overledene op het moment van zijn over lijden. Echter lang niet altijd valt al het geen tot het vermogen van de overledene behoort ook in diens nalatenschap. Niet tot de nalatenschap behorende ver mogensrechten en plichten, vermogens- rechtelijke rechten en plichten dus die eindigen ?net de dood. De wet bepaalt het navolgende: 1. Voorzover bij de statuten niet anders is bepaald, vervalt het lidmaatschap van een Vereniging volgens de Wet van 1855, van een Onderlinge Waarborgmaatschappij en van een Coöperatieve Vereniging. 2. Met het overlijden van de aannemer eindigt de aanneming van het werk. 4. Met de dood van de lastgever of van de lasthebber neemt de lastgeving een einde. 5. Het overlijden van een der echtgenoten heeft ontbinding van de huwelijksgemeen schap tengevolge. Tenzij het tegendeel is bedongen, ein digt door het overlijden van een der ma ten of vennoten een maatschap of ven nootschap. 7. Vruchtgebruik eindigt bij de dood van de vruchtgebruiker. 8. Recht van gebruik en bewoning eindigt bij de dood van de gerechtigde. 9. Recht op een lijfrente eindigt bij de dood van de lijfrentetrekker. 10. Recht op onderhoud en het ouderlijk vruchtgenot eindigen door de dood van de daartoe gerechtigde of verplichte. Bovendien brengen talloze overeenkom sten het uit haar aard mede, dat zij ein digen door de dood. B.v. een opdracht aan 3. Met de dood van de arbeider en, indien zulks is overeengekomen, met de dood van de werkgever, eindigt de dienstbe trekking. 27

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 27