de samenleving wordt erkend, daarvoor
zorgt het erfrecht, een soort van recht
waarop thans nader wordt ingegaan. Eerst
zullen de algemene beginselen worden be
handeld, te weten: wat is vererving,
omvang van de nalatenschap, de voor
waarden voor erfopvolging, de erfopvol
ging volgens de wet, de erfopvolging
krachtens testament, het wettelijk erfdeel,
de inkorting, testamentsvormen, het codi
cil, het herroepen van testamenten en co
dicillen, de rechtspositie van de erfgena
men, de afscheiding van de boedel, de
rechtspositie van mede-erfgenamen, de
boedelscheiding, de rechtspositie van de
legataris, executeurs-testamentair en on
beheerde nalatenschappen. Daarna zal de
toepassing van die algemene beginselen in
de boerenleenbankpraktijk onder de loupe
worden genomen, waarbij dan tevens de
gevolgen van het overlijden van een be
stuurslid van een vereniging, van een
ouder, voogd, curator enz. zullen worden
behandeld.
A. DE ALGEMENE BEGINSELEN
I. WAT IS VERERVING?
Niet iedere verkrijging tengevolge van de
dood is een vererving. Men kan eerst
spreken van een vererving, indien men op
het moment van het overlijden in iemands
rechten en plichten treedt. Laten wij dit
duidelijk maken met enkele voorbeelden:
A is eigenaar van een huis. Hij verkoopt
dit aan B, te leveren en te betalen bij A's
dood. B heeft dus tijdens A's leven recht
op levering gekregen. Wanneer nu A's
erfgenamen aan de leveringsplicht vol
doen, dan krijgt B het huis niet krachtens
26
erfrecht, doch krachtens een koopover
eenkomst. A had echter ook bij testament
aan B het huis kunnen vermaken al dan
niet tegen inbreng van de waarde. In dit
geval heeft B tijdens het leven van A geen
enkel recht; zijn recht ontstaat eerst op
het moment dat A sterft. Er is dan wel
sprake van vererven. Het kan ook voor
komen, dat A zich tijdens zijn leven ver
plicht aan B 1.000,— te zullen geven bij
zijn dood. B heeft dan tijdens het leven
van A een recht verkregen, dat eerst ge-
effectueerd kan worden bij A's dood. Ook
hier is geen sprake van vererving. B's
recht ontstaat niet op het moment van A's
dood. Een erflater kan dus over zijn ver
mogen tijdens zijn leven beschikken in
gaande op het moment van zijn overlijden.
In al deze gevallen is er geen sprake van
vererving. (Dat de Successiewet vele van
die gevallen wel als een vererving aan
merkt, is een zaak van belastingrecht en
niet van het thans aan de orde zijnde erf
recht.)
Gelet op bovenstaande voorbeelden moet
nog op één kwestie worden gewezen. Er
is gezegd, dat A tijdens zijn leven aan B
kan schenken onder de tijdsbepaling van
A's overlijden. Hij kan in dat geval echter
niet aan zich het recht voorbehouden om
tot zijn sterven over het geschonkene of
een deel daarvan willekeurig te beschik
ken. Een dergelijke afspraak is nietig. Wil
de erflater tot zijn dood vrij kunnen be
schikken, dan moet hij een uiterste wils
beschikking maken en dan is er natuurlijk
wel sprake van vererven. In het tweede
gedeelte van deze verhandeling, de toe
passing van de algemene beginselen in de