in West-Europa en aan toegenomen im
porten uit enkele Oost-Europese landen.
De Nederlandse eierproduktie en eierex-
port waren groter dan ooit tevoren. Voor
het eerst in de geschiedenis werd een uit
voer van (meer dan) 3 miljard stuks eieren
bereikt. De prijzen van slachtvee, aardap
pelen, hard fruit en groenten waren over
het algemeen voor de boeren en tuinders
behoorlijk gunstig.
Ongetwijfeld stonden deze prijzen onder
invloed van de droogte, waardoor de pro-
duktie en aanvoer in West-Europa be
trekkelijk gering waren en vele import-
landen een betrekkelijk liberale invoerpo-
litiek voerden. Het zou dan ook voorbarig
zijn de nog al gunstige uitvoermogelijkhe-
den toe te schrijven aan de verruiming
van het onderlinge handelsverkeer, voort
vloeiend uit het E.E.G.-verdrag, en hierop
voor 1960 weer te rekenen. Het valt im
mers nog te bezien, of straks bij normale
weersomstandigheden onze partners van
de E.E.G. weer zo'n ruime invoer van de
meeste agrarische produkten zullen toe
staan. Bij de ten uitvoerlegging van het
verdrag van Rome zijn er, met name in de
agrarische sector, tal van moeilijkheden
naar voren gekomen. Verschillende E.E.
G.-landen blijken n.1. niet bereid te zijn
hun grenzen wijder open te stellen voor
de invoer uit de andere E.E.G.-landen, als
daardoor hun land- en tuinbouw aan een
scherpere concurrentie zouden komen
bloot te staan.
Intussen is de Europese Commissie gereed
gekomen met haar voorstellen omtrent de
gemeenschappelijke landbouwpolitiek. Ze
zijn gepubliceerd en van alle kanten zijn
er reacties op gekomen, welke vrij alge
meen in afwijzende bewoordingen zijn ge
formuleerd. De ene groep betoogt, dat zij
teveel tenderen in de richting van hoge
prijzen, dirigisme en autarkie, de andere
groep is van oordeel, dat de voorstellen
teveel uitgaan van de noodzakelijkheid
van relatief lage prijzen en handhaving
van een ruime invoer uit de derde landen.
Het is te begrijpen, dat iedere groep en
organisatie de voorstellen speciaal beziet
en beoordeelt uit haar eigen visie en be
langen en uit die gezichtshoek critiek uit
oefent. Maar anderzijds moet toch ook
worden beseft en aanvaard, dat de voor
stellen betrekking hebben voor wat het
eindstadium betreft op een geheel an
dere situatie n.1. die van een grote onder
ling vrije markt, waarbij het nationale
landbouwbeleid plaats moet maken voor
een gemeenschappelijke politiek. En deze
zal zich moeten baseren op de belangen
en de omstandigheden van het geheel, van
de E.E.G.-landen tezamen. In het nu be
gonnen jaar zullen (goede of slechte)
beslissingen van verstrekkende betekenis
worden genomen omtrent de voorstellen
der Europese Commissie.
Met onzekerheid en spanning wachten de
Nederlandse boeren en tuinders de ont
wikkelingen af, welke zich in 1960 op
allerlei terrein weersomstandigheden,
nationaal beleid, internationale overeen
komsten zullen voordoen. Het voorbije
jaar heeft wel overduidelijk aangetoond,
dat het doen van concrete voorspellingen
ook t.a.v. een niet ver afgelegen toekomst
juist op agrarisch terrein steeds bijzonder
gewaagd is.
19