diverse wettelijke maatregelen op het ter rein van de agrarische structuur als ab soluut noodzakelijk noemden. Het is ook zo gelopen. Het voorontwerp van wet, dat Minister Vondeling ter advies aan de Sociaal-Economische Raad voorlegde, is intussen een zachte dood gestorven. Deze Raad kwam op het einde van 1959 in zijn advies bijna eenstemmig tot de conclusie, dat eisen ten aanzien van vakbekwaamheid aan toekomstige exploitanten van agrari sche bedrijven niet zouden worden ge steld. Minister Marijnen deelde na dit ad vies mede, dat hij er niet aan dacht met een wetsvoorstel te komen, dat invoering van dergelijke vestigingseisen zou inhou den. In het licht van de veranderde politieke constellatie was het ook begrijpelijk, dat men minder belangstelling bleek te heb ben voor het rapport van de Commissie Hofstee. Deze jaren geleden ingestelde Commissie had tot opdracht advies uit te brengen over de uitgifte van domeingron den, maar was zich met het gehele vraag stuk van de landbouwstructuur met dat van de (te) kleine bedrijven gaan bezig houden. Toen in het najaar van 1959 het rapport eindelijk verscheen, was het reeds duidelijk geworden, dat voor nieuwe diep ingrijpende maatregelen op het gebied van de agrarische structuur noch bij het be drijfsleven noch bij het Parlement en ook niet bij de regering werd gevoeld. Het rapport was wat zijn conclusies en sugges ties ten aanzien van wettelijke regelingen betreft ook veel voorzichtiger dan enige jaren geleden moest worden verwacht. Veel minder rustig was het in het afgelo- 18 pen jaar op verschillende markten van agrarische produkten, met name op de zuivelmarkt. Na de ernstige zuivelcrisis van 1958 waren de toen ontstane over schotten betrekkelijk snel geruimd, voor al door afzet tegen zeer lage prijzen door enige exportlanden zoals Zweden, De nemarken en Nederland in het grote invoerland Engeland. Toen in de loop van 1959 de droogte in diverse landen de melkproduktie afremde en het boterver- bruik in West-Europa vooralsnog op een hoog niveau bleef, ontstond er een hausse in de prijzen van zuivelprodukten. Dit was wel speciaal het geval in ons land, waar de prijzen van boter en kaas zeer sterk opliepen, soms meer dan verant woord bleek te zijn. Op het einde van 1959 lagen de prijzen van boter en kaas in Nederland gemiddeld weer op het ni veau van een jaar tevoren. In zekere zin was het een verrassend ver schijnsel, dat ondanks de droogte, de melkproduktie in ons land groter en in het najaar veel hoger was dan in de over eenkomstige periode van 1958. In de laat ste weken van 1959 werd zelfs ongeveer 15% meer melk afgeleverd dan op het einde van 1958. De varkensproduktie werd in de loop van het afgelopen jaar geleidelijk groter, evenals in diverse ande re landen, hetgeen ertoe leidde, dat de varkensprijzen welke tot het najaar op een voor de producenten gunstig niveau lagen daarna begonnen af te brokkelen. De eierprijzen waren nagenoeg het gehele jaar 1959 allesbehalve bevredigend voor onze pluimveehouders, hetgeen vooral te wijten was aan de grotere pluimveestapel

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 18