Indien er in de laatste week van november of in de allereerste dagen van december iets misloopt op de geldmarkt, pleegt men de moeilijkheden steevast toe te schrijven aan de onhebbelijkheid van Sinterklaas om plotseling een ongewoon hoog bedrag aan bankbil jetten op te eisen voor zijn aankopen. Dit verwijt aan de goed heilig man heeft men dit jaar niet gehoord: er kwam einde novem ber een bedrag van goed 200 millioen aan bankpapier in omloop, doch de markt bleef er ruim onder. De moeilijkheden kwamen dit jaar iets later en uit een andere hoek. Tegen 7 december was er al weer twee-derde van de bank- biljettenuitzetting van einde november via de kassen der banken teruggevloeid naar De Nederlandsche Bank, doch in dezelfde eerste week van december eiste de schatkist circa 170 millioen aan be lastinggelden op. Het was zo niet Sint Nicolaas maar de fiscus, die dit jaar rond 1 december de geldmarkt aanmerkelijk krapper maakte. De banken slaagden er daardoor niet in hun kasreserve bij De Nederlandsche Bank op peil te houden en callgeld werd schaars. Het officiële tarief bleef weliswaar gehandhaafd op 1 V2°/o doch alleen tegen 2% kon men tot (kleine) zaken komen. Buiten direct verband met de marktverhoudingen voor callgeld waren de overige geldmarkttarieven reeds eerder iets gestegen. Van de zijde van de gemeenten is er alom vraag naar kasgeldlenin gen ter overbrugging van de tijd, die hen nog scheidt van 25 janu ari, de datum waartegen de kwartaalbetaling van het Rijk aan de Gemeenten kan worden tegemoet gezien. Voor termijnen van een maand en langer kwam daardoor de kasgeldrente op 2 3/4%. De handel in schatkistpapier is na de discontoverhoging van 16 november van zeer geringe omvang gebleven. Vooruitlopend op een volgende uitgifte van papier door de Agent van Financiën, die weliswaar dit jaar niet meer wordt verwacht maar die dan toch in aanpassing aan de verhoogde rentetarieven van De Nederlandsche

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 27