2448 onjuist kwalificeren. Maar in alle geval voor dit jaar (1959/60) kon o.i. op dit argument geen beroep worden gedaan; de schatkist positie én de zuivelmarkt zijn veel gunstiger dan een jaar geleden. Toch heeft dit motief, zoals reeds in de regeringsverklaring van mei j.1. was aangekondigd, zeker een rol gespeeld. De geleidelijke invoering van het E.E.G.-beleid zal (ook) Neder land voor de noodzaak plaatsen zijn garantieprijsbeleid steeds min der op nationale grondslagen, inclusief nationale kostprijzen, te baseren. Ditmaal heeft, zo verklaarde Minister Marijnen, deze over weging niet meegespeeld bij de vaststelling van de garantieprijzen. In komende jaren echter zullen ongetwijfeld de ontwikkelingen in E.E.G.-verband voor ons land meebrengen, dat de garantieprijzen losser van de L.E.I.-kostprijzen komen te staan en op een lager of - wellicht - hoger niveau moeten worden bepaald. Wil men ook op agrarisch terrein een gemeenschappelijke markt tot stand brengen, dan zal elk van de hieraan deelnemende landen zijn markt-, prijs- en handelspolitiek-beleid op agrarisch terrein daaraan moeten aanpassen. Met name geldt zulks wat het onderlinge handelsverkeer in agrarische produkten betreft. En juist deze aan passing is in het Benelux-verband tot nog toe volledig afwezig ge weest. Het vasthouden - door België - voor vele belangrijke agra rische produkten aan minimum-invoerprijzen, gelijk aan kostprijs - nog vermeerderd met een zekere winstopslag - maakt in de praktijk het geleidelijk realiseren van de Benelux op het gebied van land- en tuinbouw bij voorbaat onmogelijk. Alleen al om deze reden heeft men van Nederlandse zijde - en niet alleen van de zijde van de land en tuinbouw - zeer ernstige bezwaren tegen de zgn. Benelux-land- bouwprotocollen én tegen het Benelux-Unie-Verdrag met de daar bij behorende overgangsovereenkomst. Hierin is het principe van minimum-prijzen, gebaseerd op kostprijs winstopslag, gehand haafd. We zien hierbij nog maar af van het feit, dat België geen L.E.I. heeft, dat op wetenschappelijk-objectieve wijze de kostprijzen van de diverse produkten berekent. Maar de - niet zonder succes - op de Tweede Kamer uitgeoefen de aandrang om de behandeling van het Benelux-Unie-Verdrag uit te stellen, heeft nog een diepere en belangrijkere achtergrond. Wan neer Nederland officieel en formeel - door bekrachtiging van het verdrag door de Tweede Kamer - akkoord zou gaan met het stelsel van minimum-invoerprijzen, zou het ons land bijzonder moeilijk

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 24