REGERINGSNOTA OVER BEZITSVORMING Op 9 november j.1. heeft de regering bij de Tweede Kamer der Staten Generaal een nota ingediend: „Óver de hoofdlijnen van het in de eerstkomende jaren te voeren beleid ter bevordering van duurzaam persoonlijk bezit in brede kring". Deze nota was reeds in de Troonrede van 15 september 1959 toegezegd en is hiermede dus in de publieke belangstelling gebracht. Deze nota is in de pers reeds vaak ter sprake gekomen, ook te dezer plaatse willen wij enige bijzonderheden over deze nota ver tellen, die voor onze boerenleenbanken van belang zullen zijn. Zoals door de lange titel reeds wordt aangeduid, heeft de nota ten doel een beleid uit te stippelen dat zou kunnen worden gevolgd met het doel ook de lagere inkomensgroepen te brengen tot vor ming van duurzaam bezit. De nota wijst erop, dat voor zeer grote groepen van de bevolking het inkomen de laatste jaren is gestegen, doch dat de indruk bestaat, dat brede lagen van de bevolking nog niet tot de vorming van enig duurzaam persoonlijk bezit zijn gekomen. Voor velen was het in komen nog niet zodanig, dat zij hieruit bezit konden vormen. De nota wijst er vervolgens op, dat de besparingen in de jaren na de oorlog sterk zijn toegenomen. Slechts een klein gedeelte hiervan is bij de spaarbanken terecht gekomen, doch ook daar is de groei zeer belangrijk geweest. Zo wordt vermeld, dat in 1949 in totaal 148 min. gld. bij de spaarbanken werden gespaard terwijl dit cijfer in 1958 870 min. gld. bedroeg. Op grond hiervan meent de regering, dat de regering een eigen verantwoordelijkheid heeft waar het betreft het voeren van een beleid dat de voorwaarden en het klimaat schept, waardoor bezits vorming in brede kring mogelijk wordt. De regering meent, dat hiervoor twee belangrijke voorwaarden moeten worden vermeld: zo hoog mogelijke inkomens bij brede lagen van de bevolking en waardevastheid van het geld. Daarnaast wil de regering specifiek

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 20