zwakking van de nationale marktordeningen leiden. De oplossing van de hieruit ontstane moeilijkheden kan worden gevonden door een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten. De land bouw zal het immers voorlopig nog niet zonder ordenende maat regelen kunnen stellen. Deze gemeenschappelijke ordening der markten kan niet ineens tot stand worden gebracht en in de over gangsperiode van nationale naar internationale marktordening zul len bepaalde maatregelen moeten worden genomen om de eventu ele moeilijkheden wat te verminderen. In dit verband heeft de Landbouwcommissie gedacht aan een stelsel van minimumprijzen en zg. long term contracten, zoals in het E.E.G.-verdrag is voor zien. De Landbouwcommissie van het Europees Parlement is ervan uitgegaan dat de landen in de E.E.G. bereid moeten zijn de mark ten voor elkanders produkten open te stellen. Alle concurrentie vervalsende maatregelen dienen dan te worden opgeheven. Met dit uitgangspunt kan men het eens zijn, indien alle concurrentie ver valsende maatregelen in de beschouwing worden betrokken en men een juiste opvatting over concurrentievervalsing aanhangt. Er is nl. een gevaar, dat een gedeelte van de landen deze con currentie vervalsing zodanig interpreteert, dat de exporterende landen hierdoor in moeilijkheden komen. Deze controverse bestaat nl. tussen Duitsland en Nederland. Duitsland vreest de import van onze veredelingsprodukten. De Nederlandse veredelingsindustrie koopt „goedkope" granen op de wereldmarkt. Bij de export van de daaruit verkregen veredelingsprodukten met name varkensvlees en eieren naar de E.E.G.-landen wordt een bedrag overeenkomstig de heffing op de aanvoergranen bij import in Nederland gerestitu eerd. Aldus wordt de „goedkope basis" doorgegeven teneinde een gunstige exportpositie voor deze produkten te behouden. Op deze wijze circuleren derhalve veredelingsprodukten binnen de Europese Gemeenschap, welke hun concurrentiekracht - zo meent men - ont lenen aan buiten de Gemeenschap staande invloeden. Kon men voorheen deze circulaties belemmeren door middel van tarieven en kwantitatieve beperking en door het verlenen van interne sub sidies aan de producent, b.v. op eieren in Duitsland (3pf.), thans ziet men zich genoodzaakt deze belemmeringen geleidelijk weg te nemen met als gevolg dat deze produkten gemakkelijker binnen de Gemeenschap kunnen circuleren. Dit voor ogen hebbende, wenst 243»

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 14