aan looptijd en dergelijke dan in de normale procedure van het
Borgstellingsfonds gebruikelijk is.
Na deze stellingname is het wachten nog slechts op de concrete
maatregelen, welke de overheid tesamen en in overleg met de land
bouwkrediet-organisatie denkt te nemen. In dit verband menen wij
te moeten wijzen op een faciliteit, welke enkele weken geleden in
België is ingevoerd. In België kunnen rundveehouders, die in de
getroffen gebieden hun bedrijf uitoefenen, van de landbouwkre
dietinstellingen een lening verkrijgen, waarbij de door die landbou
wers te betalen rente is vastgesteld op 2%. De duur van het krediet
is in principe 1 jaar, doch deze kan tot 2 jaar verlengd worden. Het
bedrag der lening is vastgesteld op maximaal frs. 2.000,— per koe.
Daar in België de normale rente voor bij de boerenleenbanken op
genomen leningen op 4/4% ligt, betekent dit dus een rente-subsi
die van 2/4%, welke door de overheid wordt verstrekt.
Ook in Frankrijk kent men de mogelijkheid kredieten te ver
schaffen tegen een rente van 3%, voor welke kredieten door de
Staat de middelen worden verschaft. Gezien de veel hogere rente
voet in Frankrijk is de subsidie hier van veel grotere omvang.
Ook in Italië overweegt men bijzondere faciliteiten, waarbij men
denkt aan een rente van 3%. Ook hier moeten de middelen echter
door de Staat ter beschikking worden gesteld, omdat de landbouw
kredietinstellingen zelve over onvoldoende middelen beschikken
om deze kredieten te verlenen.
Wij wachten met spanning af wat er voor Nederland zal gaan ge
beuren.
2400