2399 tweede instantie duidelijker en positiever zou moeten zeggen wat de plannen en mogelijkheden waren. Deze spreker merkte zelfs op, dat hij van mening was, dat de overheid bij moest springen, hetzij om een garantie te verlenen, hetzij met andere middelen, omdat hij anders bevreesd was, dat er niet veel van terecht zou komen. Deze spreker meende ook, dat, indien het noodzakelijk krediet in de periode van de eerstkomende vijf jaar niet zou kunnen worden af gelost, de Regering zou moeten overwegen het dan nog resterende bedrag onder bepaalde omstandigheden te schenken. Vooral voor de jongere boeren meende hij, dat een redding alleen mogelijk was, indien een bedrag zou worden geschonken. Ook de heer Droessen (K.V.P.) was met het antwoord van de Minister niet erg gelukkig en vroeg met name de faciliteiten te noemen, die zouden kunnen worden gegeven. De heer Droessen sloot zich aan bij de woorden van hulde aan de Coöperatieve Cen trale Boerenleenbank te Eindhoven, die de overschrijding van de bedrijfskredieten reeds had verhoogd en bovendien verlichting heeft geboden inzake te betalen rente en aflossing. Ook de heer Egas (P.v.d.A.) voelde zich teleurgesteld met het antwoord van de Minister inzake de kredietverlening. Hij merkte op, dat door de voorgangers van deze Minister op vlotte en duide lijke wijze hulp was geboden, hoewel de rampen toen minder ernstig waren. Hij meende, dat het voor de hand lag, dat ook thans hulp zou moeten worden geboden. Door de kredietverlening zou moeten worden bereikt de voortzetting van het bedrijf mogelijk te maken. Het is duidelijk, dat de Minister in tweede instantie wel op de kredietfaciliteiten moest terugkomen nu zo vele sprekers opge merkt hadden, dat zijn antwoord niet bevredigend was geweest. Hij stelde nu uitdrukkelijk, dat de overheid bereid is om, waar dat in het bedrijfsleven gewenst mocht worden van deze wenselijk heid was hij overtuigd hulp te bieden en dat zij positief staat tegenover de gedachte tot een ruimere kredietverlening in deze ge bieden te komen. Het was voor hem nog even een vraag, of men dat uitsluitend kon doen met het nu reeds functionnerende Borg stellingsfonds voor de Landbouw, dan wel of aanvullende hulp van de overheid nodig zou zijn om op die wijzen kredieten te verlenen, misschien op wat andere voorwaarden men kan hierbij denken

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 7