3oepm&eiéanê,-ppait^ p* KREDIETVERMINDERINGEN Als dit nummer van de Maandelijkse Mededelingen verschijnt, spoedt het jaar 1959 zich reeds ten einde en daarmede breekt voor de beheerders van de plaatselijke Boerenleenbanken opnieuw een tijd van verhoogde beheersactiviteit aan. Een activiteit die gericht is op het bepalen van het in het komende jaar te voeren beleid teneinde, voor zoveel dit mogelijk is, een goede gang van zaken te waarborgen en de ontwikkeling van de bank te bevorderen. Een belangrijk onderdeel van de beheerstaak rond de jaarwisseling be staat uit het vaststellen van de maximum bedragen, waarvoor de kredietnemers op grond van de bestaande kredietovereenkomsten, in 1960 mogen schuldig staan op hun lopende rekening. Bij het bepalen van de bedoelde kredietgrenzen is het noodzake lijk, enerzijds, dat men inzicht heeft in het karakter van een krediet in lopende rekening, anderzijds, dat in acht genomen worden de statutaire en andere bepalingen, die de verhouding tussen de kre dietnemer en de bank regelen. De aard van de krediet-overeenkomst maakt het krediet in lo pende rekening bij uitstek geschikt voor de financiering van de eenmalige bedrijfsinvesteringen, waaronder worden verstaan die bedrijfsuitgaven, welke geacht moeten worden geheel uit de be drijfsopbrengsten van de productieperiode, waarin deze uitgaven zijn gedaan, terug te komen. Voor de landbouw-bedrijven zijn dit de kosten van zaaizaad en pootgoed, kunstmest, veevoeder enz., zomede de arbeidskosten en voorts de normale huishoudelijke uit gaven voor het gezin van de boer, die in de administratie van het bedrijf als privé-opnamen worden geboekt. Deze laatsten kunnen immers in eerste aanleg geacht worden een vergoeding te zijn voor de arbeidsprestatie van de boer en eventueel van de gezins leden. Het financieren van duurzame bedrijfsmiddelen door middel van een krediet in lopende rekening is niet doelmatig, omdat de daarin

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 15