Qeid-m1Gfiitaa&PuuM Nadat Minister de Pous nog pas enkele dagen tevoren bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken op basis van de berekeningen van het Centraal Planbureau had gesteld, dat de ontwikkeling van de consumptieve uitgaven weliswaar duidelijk sneller verliep dan die van de produktie, doch dat die ontwikkeling zeker niet het verontrustende karakter had aangenomen waaruit de noodzaak van expansie-remmende maatregelen zou voortvloeien, kwam plotseling het bericht, dat De Nederlandsche Bank met in gang van 16 november haar rentetarieven met %°/o had verhoogd. Als motivering van deze discontoverhoging deelde de Bank hier bij mede, dat zij, met het oog op de krachtige en voortgezette stij ging van het bankkrediet in de afgelopen maanden, geen redenen meer aanwezig achtte voor handhaving van het relatief lage dis conto. Tracht men beide uitlatingen met elkaar in overeenstemming te brengen, dan kan men wellicht stellen, dat een promesse-disconto van 4%, waarmede correspondeert een cliënten-debetrente bij het bankwezen van 53^2°/o, geen werkelijke rem op de kredietverstrek king betekent: in een opgaande conjunctuur speelt de stijging van de kredietprijs van 4/4% a 5% op 5^/0 nauwelijks een rol. Als kredietbeperkende maatregel zal deze discontoverhoging dan ook alleen dan effect kunnen hebben, indien zij voor het bankwezen leidt tot terughoudendheid-uit-zichzelf. Zonder gevolgen zal de disconto-verhoging overigens niet blij ven. Zeker verwacht men, dat de belangstelling voor geldmarktuit zettingen in het buitenland zal afnemen. Daarbij gaat men er echter van uit, dat met het officiële disconto (waarvan de banken slechts de pijn voelen als zij werkelijk krediet moeten opnemen bij De Nederlandsche Bank) de gehele "geldmarktrente op hoger niveau zou komen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 13