De loonmesterij
Er heerste de laatste tijd enige verontrusting in coöperatieve
kringen over de naar men zeide veelvuldig voorkomende loonmest-
contracten voor varkens en vee. Deze contracten zouden worden
gesloten door particuliere mengvoederfabrikanten en er zou bij
worden bedongen een verplichte afname van voeder.
De Nationale Coöperatieve Raad te Den Haag heeft begin januari
1959 een commissie ingesteld, welke tot taak had dit verschijnsel te
bestuderen. Reeds in augustus heeft deze commissie rapport uitge
bracht.
De commissie heeft een enquête ingesteld naar de omvang van
het mesten op contract en naar de motieven, die daarvoor aanlei
ding geven. De commissie schat dat ongeveer 10-15% van de var
kensstapel gefinancierd wordt door veevoederhandelaren en fabri
kanten en afnemers van varkens. Deze financiering geschiedt in de
vorm van loonmest- en kredietcontracten, maar ook door het ver
schaffen van leveranciers- en afnemerskrediet zonder contract. Uit
de ingestelde enquête is de commissie voorts gebleken, dat de be
hoefte aan krediet een belangrijke oorzaak is voor het afsluiten van
loonmestcontracten.
De commissie meent, dat er een dringende behoefte bestaat aan
een regeling, waarbij de leden van aankoop- en afzetcoöperaties op
gemakkelijke voorwaarden krediet kunnen opnemen voor het mes
ten van varkens. Hierover straks nog een enkel woord.
Een tweede belangrijk motief, dat het afsluiten van loonmestcon
tracten bevordert, is de wens van sommige boeren om hun bedrijfs
risico te verminderen. Het risico, dat de boer verliezen lijdt op het
mesten van varkens, kan worden veroorzaakt:
a. doordat de opbrengst van het varken lager is dan de door de boer
gedane uitgaven voor big, voer etc. Dit risico behoort tot het
normale ondernemersrisico van de boer en de commissie is van
mening, dat hij dit zelf behoort te dragen. Het ligt daarom niet
op de weg van de coöperaties om een regeling te ontwerpen,
UIT EEN RAPPORT VAN DE NATIONALE COÖPERATIEVE RAAD