HET BORGSTELLINGSFONDS
VOOR DE LANDBOUW
Een dezer dagen is het jaarverslag 1958 van het Borgstellings
fonds voor de Landbouw verschenen, waarvoor wij Uw bijzondere
aandacht willen vragen. Uit dit jaarverslag blijkt, dat in het jaar
1958 de aanvragen om borgstelling een belangrijke stijging hebben
vertoond ten opzichte van het jaar 1957. Het Borgstellingsfonds
noemt als faktoren, die tot de verdere uitbreiding van het Borg
stellingsfonds hebben geleid, de nog steeds groeiende bekendheid,
welke het Fonds onder de agrarische bevolking gaat genieten, de
dalende tendenz van het rente-percentage alsmede de gedeeltelijke
opheffing van de beperkende maatregelen, die destijds door de
boerenleenbanken met betrekking tot de kredietverlening werden
getroffen.
Zoals bekend, is het Borgstellingsfonds voor de Landbouw ver
deeld in een drietal sektoren nl. de sektor akker- en weidebouw, de
sektor tuinbouw en de sektor handel en nijverheid. Onze banken
hebben in het bijzonder met de sektoren akker- en weidebouw en
tuinbouw te maken, zodat een meer uitvoerige beschrijving van de
gebeurtenissen in deze sektor wel op zijn plaats mag worden ge
acht.
De sektor akker- en weidebouw
In 1958 zijn in deze sektor 1031 aanvragen binnengekomen,
waarvan er 190 werden afgewezen. Deze afwijzing geschiedde me
rendeels op grond van het feit dat het Borgstellingsfonds van me
ning was, dat het bedrijf te zwaar belast zou worden, de investerin
gen te grote risico's medebrachten of niet economisch verantwoord
werden geacht. In onze organisatie werden 478 garanties verstrekt
tot een bedrag van 4.016.025,—; in de Utrechtse organisatie betrof
dit 289 garanties tot een bedrag van 3.202.637,—. Hier zien wij
dus, dat de door onze organisatie verleende kredieten onder garan
tie van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw nog steeds hoger
zijn dan die van de Utrechtse banken. Dit wordt hierdoor veroor
zaakt, dat 60% van de aanvragen bij het Borgstellingsfonds uit het
Zuiden van het land komt. Een vraag blijft echter, waarom juist uit