betaling daarvan geweigerd. De betrokken coöperatie ziet zich dan genoodzaakt het uitgetreden lid te laten dagvaarden, waardoor de vraag of het uittreegeld werkelijk te hoog is aan het oordeel van de rechter wordt onderworpen. Deze zal dan hebben te beslissen of het uittreegeld, dat in het voorliggend geval wordt gevorderd, in derdaad geacht kan worden de financiële draagkracht van het be trokken lid te overtreffen. Voorzover zulks het geval blijkt, wordt ingevolge de tekst van het hierboven aangehaalde artikel 12 van de wet het uittreegeld als niet verschuldigd beschouwd. Men zou zo zeggen, dat deze tekst geen andere interpretatie toe laat dan de verplichting voor de rechter om het gedeclareerde uit treegeld te verlagen tot een zodanig bedrag, dat het gacht kan wor den de grens van het economisch mogelijke niet meer te boven te gaan. De praktijk leert echter anders. Verschillende rechterlijke colleges hebben n.1. gemeend zich op het standpunt te moeten stel len, dat een niet geoorloofde voorwaarde in haar geheel rechts kracht mist, daar het niet de taak van de rechter zou zijn haar door een andere voorwaarde te vervangen. Nog onlangs werd aldus be slist door de Rechtbank te 's-Hertogenbosch in een procedure, welke de Coöp. Zuivelvereniging „de Kempen" voor deze recht bank heeft gevoerd tegen een uitgetreden lid, dat weigerde het bij de statuten vastgestelde uittreegeld te voldoen. Deze beslissing werd door het Gerechtshof bevestigd. Daar het hier in casu een aangele genheid betrof, die in het bijzonder voor de zuivelfabrieken van grote principiële betekenis is, aarzelde „de Kempen" niet om ten deze een beslissing uit te lokken van de Hoge Raad. Dit beroep is niet zonder succes gebleven. Bij arrest d.d. 26 juni 1.1. heeft n.1. de Hoge Raad evenbedoelde beslissing van het Gerechtshof vernietigd, daarbij overwegende als volgt: „dat ingevolge artikel 12, lid 1, voornoemd een voorwaarde welke verder gaat dan geoorloofd is slechts „in zoverre", dat is: voor zo ver zij verder gaat, voor niet geschreven wordt gehouden; dat de strekking van deze beperking is te voorkomen, dat wanneer in rechte beslist wordt, dat een in de statuten ener coöperatieve vereniging gestelde voorwaarde verder gaat dan geoorloofd is waaromtrent voor de vereniging, bij het ontbreken van enigen maatstaf daarvoor in de wet, tevoren nimmer zekerheid bestaat de voorwaarde in haar geheel zou vervallen en de uittreding mits dien geheel vrij zou zijn totdat door statutenwijziging een nieuwe voorwaarde is gesteld, omtrent welker geldigheid dan echter weder om geen zekerheid bestaat; 2380

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 20