2377
In ons vorig nummer maakten wij melding van het experiment
4}4% provincie Gelderland 1959. Kort daarop volgde de aankon
diging van twee 434°/» leningen van elk 25 millioen, respectieve
lijk ten laste van de gemeenten Amsterdam en Rotterdam. Hoe het
deze leningen vergaan zou zijn, indien er toen tot aan de inschrij
vingsdatum niets was gebeurd, valt moeilijk te zeggen. Er gebeurde
wél wat: de Bank voor Nederlandsche Gemeenten kwam met het
prospectus van een 41A°/o lening groot 75 millioen. Deze laatste
lening ging er vlot in, doch op de 434°/o-leningen van Amsterdam
en Rotterdam werd in deze omstandigheden uiteraard nauwelijks
ingeschreven.
De banken, die de beide leningen hadden overgenomen (tegen
97% bij een emissiekoers van 99%) zaten ermee. De 2% consor
tiumprovisie maakte het mogelijk, dat men de stukken zonder ver
lies ging slijten op een koers van 97% plus provisie; op deze voor
waarden kon men de belegger practisch hetzelfde rendement bie
den als bij de 434% Bank voor Nederlandsche Gemeenten.
Door als hierboven bedoeld geldmarkt en kapitaalmarkt aan
elkaar te koppelen en in elkaar te doen overlopen is men er in som
mige gevallen in geslaagd de stukken in feite nog beneden de koers
van 97% aan de man te brengen en dat zonder verlies voor de bank,
die met de stukken was blijven zitten. Bij het slijten van de leningen
Amsterdam en Rotterdam schijnt het te zijn voorgekomen, dat de
aangezochte beleggers ook tegen een koers van 97% niet direct
enthousiast waren maar bijvoorbeeld wel konden voelen voor een
overname op termijn. De overname moet dan zó zijn gespeeld, dat
de belegger kocht op 97% en tegelijk halfjaarsgeld kreeg bijgele
verd. Gaat men ervan uit, dat de belegger voor dat halfjaarsgeld
2 34% betaalde en in diezelfde periode over zijn nieuwverworven
obligaties 434°/» couponrente incasseert, dan komt men zonder
moeilijke berekening tot de conclusie, dat hij in feite de 434°/o obli
gaties heeft verkregen tegen een koers van circa 96%. Slaagde hij
erin jaarsgeld te krijgen bijgeleverd, dan werd zijn feitelijke over-
namekoers uiteraard nog lager.
Ongetwijfeld zijn met dergelijke transacties geen bedragen ge
moeid geweest, die op zich zelf de geldmarkt hadden kunnen bren
gen in de moeilijke situatie, waarin zij gedurende de eerste helft
van oktober verkeerde. Even zeker is het, dat ook met deze affaires