2 3 75 concreet en duidelijk de afwijking gemotiveerd kan worden. Zulks zou denkbaar zijn, wanneer de grondslagen en uitgangspunten waarop het L.E.I. de kostprijzen berekent in een bepaald opzicht minder goed zouden zijn afgestemd op de doelstelling (het leveren van een goede basis voor de vaststelling van garantieprijzen) of de E.E.G.-ontwikkeling een lager of hoger niveau dan de L.E.I.-kost- prijzen noodzakelijk zouden doen maken. Maar steeds moet er voor gezorgd worden, dat het bevorderen van een redelijk bestaan in de landbouw niet wordt aangetast. In dit verband willen we er nog op wijzen, dat een lage garantieprijs voor melk voor de vele door de droogte getroffen boeren, die voor grote financiële offers staan of zullen komen te staan, een zeer ernstige slag zou betekenen. Vaststelling van lage garantieprijzen zou voorts ook voor het loon- beleid in de landbouw onoverkomelijke moeilijkheden veroorzaken. Het argument voor verlaging van garantieprijzen uit hoofde van budgetaire overwegingen kan o.i. dit jaar zeker niet worden ge hanteerd. De relatief hoge prijzen op de zuivelmarkten zullen auto matisch tot gevolg hebben, dat de schatkistuitgaven, voortspruitend uit de garantieprijzen voor melk, veel lager zullen zijn dan ruim een jaar geleden verwacht moest worden. De raming van de L.E.F.- uitgaven voor dit doel bedroeg medio 1958 ongeveer 350 miljoen; bij een gelijke of zelfs iets hogere garantieprijs voor melk zouden voor 1960 (nov. 1959 - nov. 1960) de L.E.F.-uitgaven op grond van de huidige verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de zuivel markten op hoogstens 200 miljoen begroot behoeven te worden. Natuurlijk zou nog veel te zeggen zijn over allerlei onderwerpen, welke in (de Memorie van Toelichting op) de landbouwbegroting zijn aangesneden, zoals de Benelux, de E.E.G., het landbouwonder wijs, de landbouwvoorlichting, de cultuurtechnische werken enz. We zullen echter hierop nu niet nader ingaan.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 15