ONZE ORGANISATIE
IN HET EERSTE HALFJAAR
De ontwikkeling van het jaar geeft aanleiding een terugblik te
werpen op de gang van zaken bij onze boerenleenbanken geduren
de het eerste halfjaar 1959.
Hierna zal in grote lijnen de ontwikkeling bij onze organisatie
worden weergegeven. Waar mogelijk en waar zulks gewenst voor
kwam, is ook een vergelijking getroffen met de gang van zaken bij
andere instellingen. Een dergelijke vergelijking geeft ons de moge
lijkheid onze positie beter te bepalen en het toekomstige beleid
daaraan te toetsen.
Achtereenvolgens zullen nadere gegevens worden vermeld over
de spaargelden, de creditsaldi in lopende rekening, de debetsaldi en
de voorschotten.
De spaargelden
Het meest bepalend voor de ontwikkeling van de boerenleen
banken is de groei van de aan onze banken toevertrouwde spaar
gelden. In het eerste halfjaar van 1959 beliepen de besparingen
81 min.; het totale spaartegoed van bij de bij de Coöperatieve
Centrale Boerenleenbank aangesloten banken beliep daarmee per
einde juni 1.238 min.; met rentebijschrijving is daarbij geen reke
ning gehouden.
In het eerste halfjaar 1959 is de toeneming van de spaargelden
weer hoger geweest dan in dezelfde periode van 1958, toen een
toeneming kon worden geconstateerd van 59 min. In elke maand
van dit jaar zijn de stortingen hoger geweest dan de opvragingen,
zelfs in april, de maand waarin er nogal eens een negatief spaarsal
do pleegt voor te komen. Afgezien van de maand maart is in elke
maand van dit jaar het spaarsaldo hoger geweest dan in de over
eenkomstige maand van het vorige jaar.
Hoewel het spaarcijfer als zodanig respectabel is, dient voor een
goede beoordeling van onze positie een vergelijking te worden ge
troffen met de verrichtingen van de overige spaarinstellingen. In