wijl anderen met een ruimer bestaan maar juist genoeg of te weinig hebben. Het oorzakelijk verband bestaat hier niet zozeer met de in komsten van het bedrijf, als wel met de uitgaven van het gezin. Terwijl de uitleningen bij de Boerenleenbanken in het algemeen geschieden aan gezinsbedrijven, dient ook de spaarzaamheid van het gezin als deugdelijke waarborg in aanmerking te komen bij het ver strekken van voorschotten en kredieten. De sfeer, waarin een gezin leeft, is daarbij van beduidende betekenis. Als de Directie van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank een zakelijk verslag zou op maken van aangemaande rentebetalingen en achterstallige aflossin gen van de geldleners bij de Boerenleenbanken, dan zal wel een overwegend deel daarvan ten laste komen van hen, die te grote bedrijfs- en gezinsuitgaven doen. Hij, die weet te sparen, zal in de regel ook vergaren en wie ver kwistend leeft, zal vaak tekort komen. Wie in geldnood verkeert, komt daardoor nog niet in aanmerking om door de Boerenleenbank geholpen te worden, ook al wordt daarbij soms met list opgetreden, maar wel diegene, van wie terecht verwacht kan worden, dat hij zijn geldelijke plichten zal nakomen. Bij de huidige algemeen toenemende welvaart in ons land bestaat er voor zeer velen de gelegenheid om besparingen te doen, die voor de jeugdigen nog bevorderd wordt door een rijkspremie-regeling en voor anderen door het bedrijfssparen. Zij, die menen ooit in aanmerking te zullen komen om een geld lening bij hun Boerenleenbank aan te gaan, welker getal steeds gro ter wordt, handelen verstandig om zich tevoren daar als goede spaarders te gedragen. Dit is zeer bevorderlijk voor hun eigen wel zijn en het zal ook zeker van invloed zijn als de beheerders van de Boerenleenbanken hun later voorschotten en kredieten hebben te verstrekken, waarmede tevens het algemeen belang zal gebaat zijn. En voor anderen is het ook aanbevelenswaardig, terwijl de Boeren leenbank een spaarbank is voor iedereen. P. D. pr. 23i5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 31