Be regeringsnota.
Ik kom nu aan de regeringsnota, de nota die is aangekondigd in
de regeringsverklaring van Minister-President de Quay, en die op
25 juni aan de Kamer is gezonden. Daarin staat duidelijk, hoe de
plannen van de regering zijn en hoe zij de sociaal-economische
situatie ziet. Wat dit laatste betreft, ziet de regering de laatste
maanden een wat grotere bestedingsneiging, een weer hernemen
als het ware van de hausse. De SER dacht dus nog helemaal in de
sfeer van een stabiele ontwikkeling, de regering ziet enkele symp-
tonen, met name het weer sterk teruglopen van de werkloosheid en
het verminderen van het overschot op de betalingsbalans. De rege
ring ziet ook de noodzaak om een meer sluitend overheidsbudget
voor 1960 te verkrijgen om ruimte op de kapitaalmarkt voor het
bedrijfsleven te laten. „Tegen de achtergrond van deze situatie, acht
de regering het haar plicht met de haar ter beschikking staande
middelen te waken tegen een nieuwe overspanning", aldus de nota.
De aangekondigde regeringsmaatregelen, waar nogal wat kritiek op
is gekomen, met name van de vakbeweging, moet men zien in het
kader van de gedachten van de regering over de economische situa
tie. De regering, die een zekere vrees heeft, dat er een nieuwe over
spanning zal komen, heeft de zaken scherp gesteld. De regering
heeft met name gezegd: de huurverhoging en de verlaging van de
huursubsidies moeten op 1 januari 1960 plaats vinden en evenzo de
afschaffing van de consumentensubsidie op melk. De SER had dat
allemaal wat meer over de tijd willen verdelen. Van de kant van de
vakbeweging wordt nu gezegd, dat er op deze wijze onvoldoende
ruimte voor de loonsverhoging is, die de vakbeweging wenst, voor
dat de huurverhoging komt. Ik mgen echter, dat de ruimte in deze
zin helemaal niet bestaan heeft. Door verschuiving van bepaalde
maatregelen over een periode van enkele maanden schept men na
tuurlijk geen reële ruimte. Een dergelijke ruimte ontstaat pas over
een periode van enkele jaren indien er een stijging van de produkti-
viteit optreedt. Maar met enkele uitgaven over een korte tijd te
verschuiven lost men het probleem niet op. Ik herhaal dus, dat de
vakbeweging uitdrukkelijk heeft gesteld (en de meerderheid van de
SER is daarmee accoord gegaan), dat er eerst een loonsverhoging
moest komen (hetzij globaal, zoals het NVV wilde, hetzij per be
drijfstak en onderneming) en dat deze zou moeten plaats vinden
vóór de huurverhoging. En nu voel ik het zó aan, dat, nu de huur
verhoging op korte termijn zou komen, men onvoldoende gelegen-
2302