NVV heeft de mening naar voren gebracht, dat dit weer bij een algemene loonronde zou moeten gebeuren en heeft aan 4% gedacht, waarnaast dan ook een beperkte verwerking van de huurbijslag 1957 zou moeten plaats vinden. De katholieke en de christelijke vakbeweging hebben echter het standpunt ingenomen, dat dit nu dè gelegenheid was om een begin te maken met de gedifferentieerde loonvorming. Men heeft van die kant gezegd, dat als er met gedif ferentieerde loonvorming zou kunnen worden begonnen, het in een vrij evenwichtige situatie zou moeten zijn. Men stelde, en niet ten onrechte, dat in een tijd van volledige werkgelegenheid het gevaar van prijsstijging steeds dreigt, terwijl bij een vrij grote werkloosheid het gevaar dreigt dat er helemaal niets bereikt wordt voor de werk nemers. Als er ooit een kans zou zijn, dan was het nu. Bovendien was naar de mening van K.A.B. en C.N.V. het vraagstuk door de Stichting van de Arbeid en door de SER thans voldoende voorbereid. Deze gedachtengang heeft mede geleid tot het bekende verschil van mening binnen de SER bij de vaststelling van het definitieve advies inzake het sociaal-economisch beleid. Er zijn drie standpunten uit de bus gekomen. Er is een standpunt A dat door een zeer groot ge deelte n.1. 20 van de 41 betreffende leden van de SER is gesteund. Dat was het standpunt van de confessionele vakbeweging, gesteund o.m. door de confessionele werkgevers, dat er dus nu een begin moest worden gemaakt met de gedifferentieerde loonvorming. Dan was er een standpunt B dat een verbetering van de lonen „van zeer beperkte strekking" zou kunnen plaats vinden, waarbij de verwer king van de huurbijslag 1957 het uitgangspunt zou vormen. Een en ander zou bedrijfstaksgewijze moeten plaats vinden. Van een aan merkelijke reële verhoging van de lonen zou in het standpunt B, dat door tien leden werd gedeeld, geen sprake zijn. Dit standpunt is ingenomen door de niet-confessionele werkgevers en enkele kroon- leden. En dan was er het standpunt C, dat ingenomen is door het NVV met enige kroonleden (tezamen 11 leden), dat een algemene loonsverhoging van 4% inhield. De huurverhoging, de afschaffing van de consumentensubsidie op melk, de vermindering van de wo- ningbouwsubsidies, het ter beschikking stellen van 50 miljoen gul den per jaar voor investeringen in de ontwikkelingsgebieden, een verhoging van de invaliditeitsrente, dat zijn maatregelen, die u bij alle of bijna alle groeperingen terug vindt. Maar het punt dat de SER verdeeld hield, was voornamelijk de loonkwestie. Het is voor mij en voor enkele anderen niet gemakkelijk geweest een standpunt hierin in te nemen, omdat ik zoals gezegd, persoonlijk van mening 2297

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 13