verkieselijker is ook niet de spaarzin prikkelen? Zou men ook in de
opbrengst, die bij afstoting van deze grond en gebouwen door de
overheid wordt verkregen, niet een nieuwe bron van financierings
middelen kunnen zien voor de financiering van cultuurtechnische
werken en van nieuwe inpolderingen? Is eigenlijk niet 100% hand
having van het staatskapitalisme in de nieuwe polder wat betreft
grond en gebouwen een uiting van oer-conservatisme: het blijven
zitten door de Staat op de eieren? Zou het niet mogelijk zijn, dat
een nog grotere welvaart er uit zou komen, indien het particulier
bezit in de nieuwe polder ook een gelegenheid tot broeden kreeg?
In dit verband, Geachte Vergadering, zou de Regering kunnen wor
den herinnerd aan de motie-Bieuwenga.
Natuurlijk besef ik heel goed, dat het openen van de mogelijkheid
tot verwerving in eigen bezit van grond en gebouw in de nieuwe
polders een druk zou kunnen leggen op de bij de boerenleenbanken
beschikbare middelen. En toch meen ik, dat dit geen bezwaar zou
mogen zijn. Heeft het verleden ons niet geleerd, hoe ook voor de
polderbanken geldt het oude latijnse spreekwoord: „palma sub pon-
dere crescit": de palmboom groeit onder de druk. Is het niet zo, dat
inrichtingen van collectieve zelfwerkzaamheid als coöperatieve boe
renleenbanken het best gedijen alnaargelang de eisen, die daaraan
worden gesteld, hoger worden opgevoerd?
Uw eigen boerenleenbank is daarvan het voorbeeld. Sinds 1952
verdrievoudigden de inlagen bij Uw Stichting Spaarbank tot onge
veer 4 millioen per jaar. Het totaal saldo op spaarrekeningen
steeg meer dan driemaal tot 6,5 millioen en het totaal aan toever
trouwde middelen tot ruim 10 millioen. Op het einde van 1958
beliepen de opgenomen credieten en voorschotten 4,8 millioen,
dat is tweemaal meer dan in 1952. De omzetten verdrievoudigden
in die betrekkelijk korte periode en liepen op tot 173 millioen per
jaar.
Deze ontwikkeling in het jongste verleden heeft ons allen min of
meer verrast; zij getuigt van de geweldige groeikracht van de polder
en van de daar uitgeoefende bedrijven. En met die groei en ont
wikkeling is het nog lang niet gedaan; noch wat de agrarische be
drijven betreft, noch in de overige sectoren van het economische
leven in de polder. Ik meen niet te veel te zeggen, indien ik stel, dat
wellicht meer nog dan de papieren pachtcontracten juist de ont-
22ÓO