2254 waren, reeds zo spoedig voor de expansie van het bedrijf van Uw boerenleenbank en van de bedrijven van Uw leden en cliënten te klein zou blijken te zijn. En enige jaren later, in 1955, mocht ik met de herdenking van het 10-jarig bestaan van Uw boerenleenbank eveneens de feestrede uit spreken. Ik heb toen gesproken over de eigen aard van de samen leving op het „nieuwe" land en die eigen aard en eigen structuur van Uw boerenleenbank, die haar anders doet zijn dan de plaatse lijke boerenleenbanken op het „oude" land. Op het „nieuwe" land zeide ik toen, waar men niet getemperd wordt door gehechtheid aan tradities, leeft men snel, sneller dan op het „oude" land. Op het „nieuwe" land daar wacht men geen 25 of 40 jaar op een bestaans- herdenking; een werkzaamheid van 10 jaar wordt al voldoende ge acht om op de afgelegde weg terug te zien. En thans moge ik als voorbeeld van deze grotere snelheid en die grotere bewegelijkheid waarmede hier wordt geleefd, wijzen op de ik zeide het reeds van grote ondernemingszin getuigende daad om reeds na 7 jaar een tweede nieuw eigen boerenleenbankgebouw neer te zetten, zoals er in ons land nog maar weinig zijn gebouwd; een kloek, fraai, waardig en efficiënt gebouw, waarin de „moderne boer" van het „nieuwe" land met zijn eigen cultuur en levensstijl op de hem passende wijze kan worden bediend in een moderne omgeving en met de meest efficiënte bedrijfsmiddelen. In deze nieuwe moderne boerenleenbank komt het type van de moderne boer tot zijn recht, zoals hij door Prof. Hofstee beschreven is „als de man, die in het economisch leven rationeel weet te handelen, nuchter en zakelijk voor- en nadelen weet af te wegen, die niet vreest voor risico's als voordeel valt te behalen en die gekenmerkt wordt door de hang naar moderne tech niek als hem typerend nevenverschijnsel." Op verschillende ver schijnselen mocht ik toen wijzen, die typerend zijn voor het meer verstedelijkte cultuurpatroon van de Noord-Oost Polder, zoals in de verhouding tussen boer en landarbeider, waarin de patriarchale ver houding minder spreekt als op het „oude" land, in de verhouding tot het geld, waarin een grotere losheid en bewegelijkheid is te bespeuren dan op het „oude" land doorgaans het geval is, met name wat betreft het verrichten van bedrijfsinvesteringen, alsmede in de verhouding van de vrouw tot het bedrijf, waarbij de binding minder sterk zou zijn dan op het „oude" land. Wellicht mag ik de mij zeer welkome aanwezigheid van de dames

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 10