werking behoeft. Hij sprak daarvoor ook woorden van dank, want,
zo zeide de Voorzitter: „Wanneer onze instelling niet de beschik
king zou hebben gehad over bekwame en toegewijde medewerkers
als U, zou het landbouwcredietwezen in al zijn facetten deze enor
me groei en ontwikkeling niet hebben kunnen bijhouden. Ik breng
U daarvoor oprecht dank."
De heer Delhougne sprak voorts woorden van erkentelijkheid tot
mevrouw Erkelens, die menige avond en ook menige vrije zaterdag
of zondag haar man in de huiselijke kring heeft moeten missen.
De Voorzitter van het Bestuur sprak de wens uit dat het de jubi
laris gegeven moge zijn nog vele jaren de zo belangrijke taak van
hoofdinspecteur te vervullen. Met de aanbieding van een cadeau
onder couvert besloot de heer Delhougne zijn toespraak.
Mr F. J. F. Claessens, mede sprekend namens collegae directeu
ren, achtte het een voorrecht persoonlijk in de gelegenheid te zijn
een woord van hulde tot de jubilaris te mogen spreken.
„Wanneer er één tak van dienst is" zo zeide Mr Claessens, „die
in letterlijke, maar vooral in figuurlijke zin, bij de boerenleenban
ken in huis komt, dan is het de inspectiedienst. Zo was reeds 60 ja
ren geleden, toen mannen als pater van den Elzen en kapelaan Sou-
ren de inspecties uitvoerden. En dat niet alleen om boeken met cij
fers en kassen met geld te controleren, maar vooral om na te gaan,
wat voor vlees zij in de kuip hadden met hun beheerders en kas
siers, om hun te leren hoe zij hun zaken moesten behandelen, om
hun te leren statuten te hanteren, vergaderingen te houden, notu
len te maken, en óók, zoals kapelaan Souren het eens uitdrukte:
„de ware geest van burgemeester Raiffeisen overal bij de leden in
gang te doen vinden." Zo is het werk van de Inspectie voortgezet
en in dit werk bent U in 1919 ingezet en hebt U Uzelf ingezet en
wij mogen zeggen: ten volle".
De heer Claessens haalde daarna aan, dat de heer Erkelens na
in 1931 benoemd te zijn tot inspecteur bij het Bestuur en de Di
rectie stond aangeschreven als een harde werker, wie geen moeite
teveel was, als het erom ging zijn werk goed te doen. En het goed
doen betekende in feite het controleren van steeds omvangrijker
wordende administraties, het steeds meer bedacht moeten zijn op
kleine en grotere onjuistheden en onnauwkeurigheden, het voort
durend aandringen en acht geven op zorgvuldigheid en accuratesse.
Toen de heer P. van Gemert in 1947 met pensioen ging werd de
heer Erkelens tot zijn opvolger benoemd. Een zeer zware taak, een
2152