zou kunnen verwezenlijken. De credietverlening van de boeren leenbanken beweegt zich nl. nagenoeg uitsluitend op het terrein van de kleine credieten en het is genoegzaam bekend, dat juist zulke credieten in bankkringen als onrendabel worden beschouwd. De voorwaarden, waaronder zij door de boerenleenbanken worden verstrekt, zijn gunstiger dan zij bij andere instellingen zouden kun nen zijn. Indien men zich goed rekenschap geeft van de hiervoor weerge geven cijfers en verschijnselen, kan men zich moeilijk aan de indruk onttrekken, dat de fiscale behandeling tussen spaarbanken en boe renleenbanken niet in overeenstemming is met de feitelijke positie van beide soorten instellingen als spaarbank. Is aan de algemene spaarbanken vrijstelling verleend vanwege het sociale karakter, om dezelfde reden is vrijstelling voor de boerenleenbanken te bepleiten. Het zou dan ook meer logisch zijn, indien ten aanzien van beide instellingen eenzelfde vrijstelling van belasting zou worden aan vaard. 2i 66

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 18