Ministerie van Justitie en naar de leden van de Tweede Kamer.
Daar nl. het voorlopige verslag betreffende het bovenbedoelde
wetsvoorstel reeds is verschenen, kon de commissie, die met haar
studie nog niet is gereed gekomen, het kenbaar maken van haar
wensen en bedenkingen betreffende het onderhavige wetsvoorstel
niet langer aanhouden.
Bedoeld rapport behandelt achtereenvolgens het hypotheekrecht
en de zakelijke zekerheidsrechten op roerende goederen. Daar ook
de beheerders van onze plaatselijke Banken zich voor deze materie
interesseren, kwam het ons gewenst voor wat dieper in te gaan op
hetgeen dienaangaande werd naar voren gebracht, al dienen wij
ons daarbij binnen het kader van dit artikel uiteraard tot de voor
naamste punten te beperken.
i. Hypotheekrecht.
De dienaangaande voorgestelde regeling komt in grote trekken
overeen met de huidige bepalingen doch bevat tevens enige belang
rijke verbeteringen. De belangrijkste daarvan is wel deze, dat de
mogelijkheid om ook voor toekomstige schulden hypotheek te ves
tigen (de z.g. crediethypotheek) thans uitdrukkelijk in de wet wordt
vastgelegd. Wel is deze mogelijkheid reeds sedert tientallen jaren
door de rechtspraak aanvaard, doch eerst in het nieuwe Wetboek
krijgt zij definitief gestalte. Verder is van belang de bepaling, dat
het recht van hypotheek voortaan automatisch zal medebrengen
pandrecht op alle vorderingen tot vergoeding die in plaats van het
verbondene treden. Met name wordt hierbij gedacht niet alleen aan
de vergoeding van schade aan het onderpand overkomen door
brand, door storm, hagel of andere rampen, doch ook aan de ver
goeding wegens onteigening van het verbondene. De huidige wet
kent op dit punt alleen het z.g. assurantiebeding bedoeld bij artikel
297 W.v.K., hetgeen bovendien in zijn werking nog zeer beperkt is.
Tenslotte zij nog gememoreerd, dat in de toekomst het hypotheek
recht mede zal gaan omvatten de kosten van behoud, onderhoud en
verkoop door de hypotheekgever ten aanzien van het onderpand
te maken.
Zal de positie van de hypotheekhouder door de hierboven op
gesomde verbeteringen worden versterkt, daar staat tegenover, dat
zijn recht van voorrang niet alleen op het verbondene maar op al
hetgeen door natrekking of door bestemming wordt geacht mede
daartoe te behoren, niet langer meer onder alle omstandigheden zal
2 I 2 I