GESCHREVEN PORTRET
VAN HET G.B.I.
Bij het eerste lustrum van de Stichting Het Gezins-Begrotings-
Instituut is van de hand van de directeur der Stichting, de heer S.
Gerkema, ec.-soc. drs., een boekje verschenen, dat een beeld geeft
van de plaats, die het G.B.I. thans, na een bestaan van vijf jaar, in
de samenleving inneemt. Terecht zegt de schrijver in zijn inleiding,
dat er aan de ontwikkeling van het G.B.I. tot zijn huidige betekenis
meer ten grondslag ligt dan alleen de arbeid van de nu verstreken
vijf jaren. In maart 1954 toen het G.B.I.-werk dus reeds een
flink eind op streek was kwam echter de samenwerking van alle
niet met winst-oogmerk arbeidende spaarinstellingen tot stand. Het
was toen, dat het Instituut zijn huidige stichtingsvorm verkreeg en
het is die datum, welke men nu na vijf jaar gedenkt, o.a. met het
uitgeven van het hier bedoelde lustrum-boekje, dat als titel draagt:
Het Gezins-Begrotings-Instituut van 1954 tot 1959.
Vijf jaar van steeds toenemende activiteiten hebben de schrijver
voldoende stof gegeven voor het samenstellen van een onderhou
dend geschrift betreffende een instelling, die inmiddels een grote
bekendheid en populariteit heeft verkregen. Het is daarom een goe
de gedachte van de auteur geweest om het hoofdstuk, dat gewijd
is aan de plaats van het G.B.I. in het maatschappelijk geheel, onder
te verdelen in een reeks fragmenten, die duidelijk doen uitkomen
hoe het G.B.I.-werk raakt aan vele vlakken van de samenleving. Be
ginnende met de spaarinstellingen, die bij de oprichting en het
voortbestaan van het G.B.I. betrokken zijn, toont de schrijver ons
met welke groeperingen uit de maatschappij dit instituut te maken
heeft. Dat zijn o.m. het bedrijfsleven, de voorlichtingsinstellingen,
het maatschappelijk werk, het verenigingsleven en, vooral niet te
vergeten, het onderwijs. Van dit laatste vertelt de schrijver, dat het
G. B.I. is begonnen met het onderwijs van enige leerkrachten te be
roven. Daartegenover staat echter, dat met name het nijverheids
onderwijs nu reeds zo vaak een beroep doet op het G.B.I. voor het
geven van lezingen en cursussen, dat het gemis van deze leerkrach
ten daarmede wel ruimschoots is gecompenseerd. In het laatste van
de reeks fragmenten, die tezamen het derde hoofdstuk vormen,
voert de schrijver dan de individuele mens ten tonele. Want ten
slotte is het toch juist de welvaart van de individuele mens, waar
voor het G.B.I. werkt.