2137
opzicht. Daarom gaven wij in 1958 tijdig acte de présence, toen het
ging om de voorlichting en de propaganda rond de invoering van
de Jeugdspaarwet. Daarom ook dienen wij thans diligent te zijn
m.b.t. de ambtenaren-spaarregelingen.
Onze brief aan de gemeente-besturen en de hierop
ontvangen reacties.
Bij circulaire No. 879 dd. 10 februari hebben wij U in kennis ge
steld van de verzending door de Centrale Bank van een brief aan
het College van Burgemeester en Wethouders van Uw gemeente.
In dit schrijven vestigden wij de aandacht op de richtlijnen van de
Minister m.b.t. de rijksambtenarenspaarregeling en de door de Mi
nister gegeven toelichting t.a.v. de mogelijkheden voor het perso
neel in dienst van provincies en gemeenten.
Van tal van gemeenten mochten wij intussen een reactie op onze
brief ontvangen. De meeste reacties waren van positieve aard. Zo
bleek een aantal gemeenten in principe bereid tot invoering van
een spaarregeling te besluiten. Andere gemeenten waren zelfs reeds
ver gevorderd met de aan de invoering verbonden voorbereidende
werkzaamheden. Slechts enkele gemeente-besturen reageerden af
wijzend.
De ontvangst van een positieve reactie van een gemeente gaf
steeds aanleiding ons na gehouden overleg met de desbetreffen
de boerenleenbank zo spoedig mogelijk met de gemeente in ver
binding te stellen, teneinde te trachten in een aansluitend persoonlijk
gesprek een toelichting te geven op de opzet en de administratie
van de spaarregeling. Bij deze besprekingen met Burgemeesters,
gemeente-ontvangers, gemeente-secretarissen en ambtenaren van de
afd. financiën der gemeenten werd unaniem veel waardering ge
toond m.b.t. de voorlichting van de boerenleenbank en de door
ons verstrekte inzage van een concept-spaarreglement en van alle
benodigde formulieren. Vooral het door ons overgelegde documen
tatiemateriaal bleek bij een groot aantal gemeenten in een behoefte
te voorzien.
Onze activiteiten voor de naaste toekomst.
Bovengenoemde ervaringen hebben ons aangezet, ons bij schrij
ven dd. 14 maart opnieuw tot die gemeenten te wenden, die op
onze eerste brief dd. 6 februari niet reageerden. Bij dit tweede
schrijven hebben wij bijgesloten: