£anSouu>-emwmücA ttkuwi Nu de verkiezingen achter de rug zijn, is het wachten op de for matie van het nieuwe kabinet en op het program, waarmee de nieu we regering voor de dag zal treden. Vanzelfsprekend bestaat er, met name in de kringen van boeren en tuinders, grote spanning omtrent de persoon van de komende Minister van Landbouw. Het valt te verwachten, dat de samenstelling van het kabinet en de per soon van de nieuwe Minister van Landbouw hun consequenties zul len hebben op het gehele landbouwbeleid en zeker op het garantie- beleid en het structuurbeleid. Maar waarom zouden we ons op dit terrein tot bespiegelingen laten verlokken, wanneer over enige (hoe veel?) tijd een en ander wel duidelijk zal blijken? Intussen is de basisprijs voor suiker oogst 1959 vastgesteld, welke is gegrond op de door het L.E.I. berekende kostprijs van suiker bieten. In zoverre bracht deze regeringsbeslissing geen nieuws, maar de garantieprijs is beperkt tot een hoeveelheid van 465.000 ton sui ker. Men had van landbouwzijde gehoopt, dat de gegarandeerde hoeveelheid iets hoger zou zijn, nl. 475.000 ton. Of en in hoeverre deze beperking van de garantie in de praktijk zal gaan werken, zal bepaald worden door de omvang van het areaal suikerbieten en de oogst en suikergehalte van de bieten straks. Men verwacht, dat de oppervlakte suikerbieten zeker in bepaalde gebieden nog wel enigs zins zal worden uitgebreid. Onlangs heeft de Minister van Landbouw a.i. beslist, dat een voorschot-uitkering zal plaatsvinden op de melkprijsgarantie 1958/ 1959. Het is op dit moment nog niet mogelijk bij benadering vast te stellen, welke toeslag per kg melk over het melkprijsjaar 1958/1959 uit de schatkist zal moeten worden uitbetaald. Hoe zullen de prij zen van de zuivelprodukten zich in de komende maanden ontwik kelen, zal de zgn. marktrisico-verdeling in de werkelijkheid gaan spelen, hoeveel melk zal er afgeleverd worden boven de gegaran deerde hoeveelheid van 5 miljard kg? Deze en andere vraagtekens hebben ertoe geleid, dat de voorschot-uitkering is vastgesteld op 13^2 ct per kg 0,4 ct per procent vet, d.w.z. op ongeveer 3 ct per kg afgeleverde melk. De eerste uitkering zal geschieden over de melk, geleverd in de periode van 9 november 1958 t/m 14 maart 1959; hiervoor is een bedrag van ca 40 miljoen benodigd. Het ligt

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1959 | | pagina 16