het systeem, waar men nu nog wat onwennig tegenover staat, een
maal burgerrecht heeft verkregen verdwijnen de bezwaren vanzelf.
De commissie heeft het echter wel nodig geacht als haar mening
uit te spreken, dat het gewenst is enige oneffenheden glad te strij
ken, die haar inziens de voorgestelde regeling alsnog bevat alsmede
om de rechten van de bezitloze pandhouder, die niet van inschrij
ving in het register heeft gebruik gemaakt, enigermate te verster
ken teneinde voor partijen een reële keuze-mogelijkheid tussen
beide soorten bezitloos pandrecht in het leven te roepen.
Een kwestie van soortgelijke aard is de financiering van de stich-
tingskosten van warenhuizen, serres en andere opstallen, door de
pachter op de door hem gepachte grond te stichten. Als regel moet
worden aangenomen, dat deze opstallen door natrekking met de
ondergrond onroerend en daardoor het eigendom van de pachtheer
zijn geworden. De pachter zelve kan derhalve niet over de door
hem gestichte opstallen beschikken om deze te doen strekken tot
zekerheid van het bankcrediet, dat hij voor de financiering van de
stichtingskosten nodig heeft. Om aan deze impasse te ontkomen,
neemt de praktijk nog wel eens haar toevlucht tot het recht van
opstal door de grondeigenaar te verlenen aan de pachter, die dan
de opstallen, waartoe dit recht zich uitstrekt, hypothecair kan ver
binden. Deze methode is echter nog al omslachtig en kostbaar.
Bovendien zijn lang niet alle eigenaren bereid hun medewerking
tot het vestigen van zulk een opstalrecht te verlenen.
Daarnaast komt men ook nog de figuur tegen van het z.g. af-
2125
Daarnaast behoort naar het oordeel van de commissie ook nog de
mogelijkheid te worden geopend het registerpandrecht mede uit te
strekken tot de tak- en wortelvaste vruchten. Juist in de landbouw
is nl. een grote behoefte aan de dag getreden aan deze vorm van
zekerheidsstelling. Wanneer immers de oogst te velde staat en de
vruchten nog aan de bomen hangen is voor vele bedrijven de cre-
dietbehoefte het grootst. Deze credietbehoefte is slechts van zeer
tijdelijke aard en loopt weder onmiddellijk terug, zodra de levering
van de geoogste producten een aanvang heeft genomen. Zolang
echter de vruchten nog tak- en wortelvast zijn, beschouwt de wet
ze als onroerend, hetgeen wil zeggen, dat zij toebehoren aan de
eigenaar van de grond zulks uiteraard met deze restrictie, dat aan
de pachter het recht toekomt de vruchten te oogsten. Zodoende
kunnen de tak- en wortelvaste vruchten ook niet als zekerheid
worden aanvaard voor het door de pachter benodigde bedrijfs-
crediet.