HET JAAR 1958 IN CIJFERS
Ontwikkeling bij boerenleenbanken en Centrale Bank
Het geld- en credietverkeer bij de aangesloten boerenleenbanken
en bij de Centrale Bank werd in het jaar 1958 begunstigd door een
toenemende spaarvorming, die aanhield ook toen in het midden van
het jaar de rente voor dadelijk opvraagbare spaargelden werd ver
laagd tot 3%. De in vorige jaren aan de crediet- en voorschotver
lening der boerenleenbanken aangelegde beperkingen, konden in het
verslagjaar practisch geheel worden opgeheven. Een verruiming
daarvan werd mogelijk gemaakt in de sector der particuliere wo
ningbouw. De debetrente-tarieven konden geleidelijk worden ver
laagd. Ondanks de stijging van de crediet- en voorschotverlening
der boerenleenbanken vergeleken met het vorig jaar gaven de te
goeden van de boerenleenbanken bij de Centrale Bank een aanzien
lijke toeneming te zien.
Het spaarsaldo, d.w.z. het verschil tussen inlagen en terugbeta
lingen op spaarrekeningen bij aangesloten boerenleenbanken, beliep
zonder rentebijschrijving 156 (85) x) millioen. De procentuele
toeneming van het spaartegoed met 16,1% was hoger dan bij de an
dere spaarbankinstellingen. De aan onze boerenleenbanken toever
trouwde spaargelden stegen met inbegrip van bijgeschreven rente
van 967 tot 1.159 millioen.
De spaarsaldi bij de verschillende spaarinstellingen in 1956, 1957
en 1958 (in millioenen guldens, exclusief rente) waren als volgt:
Spaarsaldi Relatieve toe- of
afneming in °/o
1956
1957
1958
1956
1957
1958
Rijkspostspaarbank
173
—3
128
6,5
Algemene Spaarbanken
60
137
5,4
—3,o
6,8
Boerenleenbanken Utrecht
65
67
263
4,3
4,2
"5,3
Boerenleenbanken Eindhoven
57
85
156
7,3
9,9
16,1
Totaal
396
89
684
6,8
M
9A
10,2
0,2
IOI
De tussen haakjes geplaatste cijfers hebben betrekking op het vorige boekjaar.