(andfhw-MMmmefi, nieuw}
Op het terrein van de landbouwpolitiek is het momenteel betrek
kelijk rustig en stil. Dit is, na het uittreden van de Socialistische
ministers uit de regering, ook goed begrijpelijk. De Minister van
Landbouw ad interim, Ir. Staf, wil zich zoveel mogelijk onthouden
van het doen van beslissingen, welke de grote lijnen van het land
bouwbeleid raken. Hij wil alleen de zaken van de landbouw „rei
lend en zeilend" houden.
Wel heeft hij in de Eerste Kamer medegedeeld, dat hij niet voor
nemens was voor de komende oogst belangrijke wijzigingen aan te
brengen in het stelsel van de monopolieheffingen op ingevoerde
voergranen. Van verschillende zijden was instemming betuigd met
de conclusie, waartoe de meerderheid van de Commissie-Blink was
gekomen. Door hen werd voorgesteld af te stappen van het sedert
jaren toegepaste systeem, dat vooral neerkomt op variabele invoer
heffingen, waarbij de hoogte van de heffingen gewijzigd wordt bij
veranderingen van de voergraanprijzen op de wereldmarkt. In
plaats daarvan zou gewerkt moeten worden met een het gehele
jaar door vaste invoerheffing, welke laag zou moeten zijn; zo
nodig zouden aan de voergraantelers nog toeslagen moeten worden
verleend.
Men kan lang discussiëren over de voor- en nadelen van variabele
heffingen enerzijds en van vaste heffingen anderzijds. Maar dit lijkt
ons vandaag aan de dag niet bijzonder interessant en nuttig. Dit jaar
nog moet de Europese Commissie immers met voorstellen komen
omtrent de verwezenlijking van een gemeenschappelijk voergraan-
beleid in de E.E.G. En met het oog hierop, zo oordeelden het Be
stuur van het Landbouwschap en Minister Staf a.i. volkomen te
recht, zou het niet verstandig zijn het Nederlandse stelsel van mo
nopolieheffingen juist nu op essentiële punten te wijzigen.
Bij de Europese Commissie in Brussel en in elk van de E.E.G.-
landen is men nu druk bezig met de studie van het „voergraan-
vraagstuk in E.E.G.-verband". Men beschouwt dit als één van de
belangrijkste problemen en wellicht als het centrale en moeilijkste
vraagstuk, waaromtrent men op heel korte termijn beslissingen zal